Schriftlezingen van de zondag – Archief

De schriftlezingen van de vieringen in 2023 zijn via deze link te bekijken.

DERDE ZONDAG VAN PASEN 13 en 14 APRIL 2024

EERSTE LEZING Hand., 3, 13-15. 17-19

Uit de Handelingen der Apostelen

In die dagen zei Petrus tot het volk: “De God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van onze vaderen heeft zijn dienaar Jezus verheerlijkt, die gij hebt overgeleverd en voor Pilatus verloochend ofschoon deze geoordeeld had Hem in vrijheid te moeten stellen. Maar gij hebt de Heilige en Gerechte verloochend en als gunst de vrijlating van een moordenaar gevraagd. De vorst des levens daarentegen hebt gij gedood. God heeft Hem evenwel uit de doden doen opstaan; daarvan zijn wij getuigen. Maar ik weet, broeders, dat gij in onwetendheid gehandeld hebt, evenals uw overheden. Maar wat God tevoren had aangekondigd bij monde van alle profeten, dat zijn Messias zou sterven heeft Hij zo in vervulling doen gaan. Bekeert u dus en hebt berouw, opdat uw zonden worden uitgewist.”
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 4

Refrein: Heer, Iaat uw licht over ons opgaan.

Als ik U roep geef mij antwoord,
God, die mij recht verschaft.
Gij, die mij redt uit verdrukking,
wees mij genadig, verhoor mijn gebed! Refrein

Ziet hoe de Heer zijn getrouwen begunstigt:
altijd verhoort Hij mij als ik Hem roep. Refrein

Zegt men: wie brengt ons geluk?
Heer, Iaat uw licht over ons opgaan.
Als ik mij neerleg slaap ik gerust,
Gij maakt mij vrij van zorgen. Refrein

TWEEDE LEZING Joh., 2, 1-5a

Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes

Vrienden, ik schrijf u met de bedoeling dat gij niet zoudt zondigen. Maar ook al zou iemand zonde bedrijven: we hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is, die al onze zonden goedmaakt en niet die van ons maar die van de hele wereld. Hoe weten wij dat wij God kennen? Er is maar een bewijs: dat we ons houden aan zijn geboden. Wie zegt dat hij Hem kent maar zich niet stoort aan zijn geboden is een leugenaar; in zo iemand woont de waarheid niet. Maar in een mens die gehoorzaam is aan Gods woord, heeft zijn liefde werkelijk haar volmaaktheid bereikt.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Lc., 24, 35-48

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas

In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er onderweg gebeurd was en hoe Jezus door hen herkend werd aan het breken van het brood. Terwijl ze daarover spraken stond Hijzelf plotseling in hun midden en zei: “Vrede zij u.” In hun verbijstering en schrik meenden ze een geest te zien. Maar Hij sprak tot hen: “Waarom zijt ge ontsteld en waarom komt er twijfel op in uw hart? Kijkt naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen zoals ge ziet dat Ik heb.” En na zo gesproken te hebben toonde Hij hun zijn handen en voeten. Toen ze het van vreugde en verbazing niet konden geloven zei Hij tot hen: “Hebt ge hier iets te eten?” Zij reikten Hem een stuk geroosterde vis aan; Hij nam het en at het voor hun ogen op. Hij sprak tot hen: “Dit zijn mijn woorden, die Ik sprak toen Ik nog bij u was: Alles moet vervuld worden wat over Mij staat in de Wet van Mozes, in de profeten en in de psalmen.” Toen maakte Hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei hun: “Zo spreken de Schriften over het lijden en sterven van de Messias en over zijn verrijzenis uit de doden op de derde dag, over de verkondiging onder alle volkeren, van de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn Naam. Te beginnen met Jeruzalem moet gij van dit alles getuigen.”

Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Bidden wij tot de God van Abraham, Isaak en Jakob,
die zijn Dienaar Jezus uit de doden heeft opgewekt.

Sta paus Franciscus en alle verkondigers van het evangelie bij
en open door de verkondiging van de Blijde Boodschap
de harten van velen.
Laat ons bidden…

Schenk aan de machtigen van deze wereld een geest van eerbied
en respect voor ieder mensenleven,
dat zij de weg van barmhartigheid zullen volgen .
Laat ons bidden…

Voor alle mensen die God met een eerlijk hart zoeken.
Laat hun harten branden van liefde.
Dat zij de Verrezen Heer herkennen in het breken van het Brood.
Laat ons bidden…

Heer, schenk uw Geest van troost en sterkte
aan allen die lijden of ziek zijn;
Geef het eeuwige leven aan al onze dierbare overledenen.
Vandaag bidden we met name voor…

Bidden we in stilte voor onze persoonlijke intenties
Laat ons bidden…

Almachtige eeuwige God,
uw Zoon schenkt ons zijn vrede
en maakt onze geest toegankelijk
voor het begrijpen van de Schriften,
wij smeken U:
maak ons gehoorzaam aan uw Woord,
zodat wij ons houden aan uw geboden
en de waarheid in ons woont.
Door Christus onze Heer.


TWEEDE ZONDAG VAN PASEN 6 en 7 APRIL 2024

BELOKEN PASEN – ZONDAG VAN DE GODDELIJKE BARMHARTIGHEID

Eerste lezing Hand., 4, 32-35

Uit de Handelingen der Apostelen

De menigte die het geloof had aangenomen was een van hart en een van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde, integendeel, zij bezaten alles gemeenschappelijk. Met kracht en klem legden de apostelen getuigenis af van de verrijzenis van de Heer Jezus en rijke genade rustte op hen allen. Er was geen enkele noodlijdende onder hen, omdat allen die landerijen of huizen bezaten deze verkochten en de opbrengst ervan meebrachten om aan de voeten van de apostelen neer te leggen. Aan ieder werd daarvan uitgedeeld naar zijn behoefte.
Zo spreekt de Heer.

Antwoordpsalm uit psalm 118

Refrein:
Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen.

Stammen van Israël dankt de Heer,
eindeloos is zijn erbarmen
Herhaalt het dienaren van de Heer,
eindeloos is zijn erbarmen ! Refrein

De Heer greep in met krachtige hand,
de hand van de Heer was machtig.
Geslagen, getuchtigd heeft mij de Heer
maar niet ten dode gedoemd. Refrein

De steen die de bouwers hebben versmaad
die is tot hoeksteen geworden.
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt,
wij zullen hem vieren in blijdschap. Refrein

Tweede lezing 1 Joh., 5, 1-6

Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes

Vrienden, iedereen die gelooft dat Jezus de verlosser is, is een kind van God. Welnu, wie de vader liefheeft bemint ook het kind. Willen wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden dan moeten wij ook Gods kinderen liefhebben. Dat is onze maatstaf. God beminnen wil zeggen zijn geboden onderhouden en zijn geboden zijn niet moeilijk te onderhouden want ieder die uit God geboren is overwint de wereld. En het wapen waarmee wij de wereld overwinnen is geen ander dan ons geloof. Niemand kan de wereld overwinnen dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is. Hij is het die gekomen is met water en bloed, Jezus Christus.

Zo spreekt de Heer.

Evangelie Joh., 20, 19-31

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u.” Na deze woorden blies Hij over hen en zei: “Ontvangt de heilige Geest. Wier zonden gij vergeeft hun zijn ze vergeven, en wier zonden gij niet vergeeft hun zijn ze niet vergeven.” Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: “Wij hebben de Heer gezien.” Maar hij antwoordde: “Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken, en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.” Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Vervolgens zei Hij tot Tomas: “Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig maar gelovig.” Toen riep Tomas uit: “Mijn Heer en mijn God!” Toen zei Jezus tot hem: “Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge.? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.” In het bijzijn van zijn leerlingen heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in zijn Naam.

Zo spreekt de Heer

Voorbede

Laten wij bidden tot God, die zijn Zoon uit de doden
heeft opgewekt en ons laat delen in zijn leven.

Voor de Kerk, dat zij de vreugde van de verrijzenis
mag uitstralen over heel de wereld
opdat allen de rijkdom van Gods liefde ervaren.
Laat ons bidden…

Bidden wij voor hen die niet in Christus geloven.
Voor hen die, zoals Thomas, twijfelen.
Dat de heilige Geest hen met zijn licht vervult
en dat zij de wegen inslaan die leiden naar het heil.
Laat ons bidden…

Voor hen die veel liefde te kort komen.
Dat zij in hun leven mensen mogen ontmoeten
die hen de liefde van de verrezen Heer voorleven.
Laat ons bidden…

Bidden we voor onze zieken,
thuis, in ziekenhuis, verpleeghuis of bijna thuis huis.
Bidden we voor onze dierbare overledenen, vandaag met name voor…

Leggen we in een moment van stilte aan God voor,
wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

God van liefde, Gij weet wat wij nodig hebben.
Aan uw liefde vertrouwen wij ons volledig toe.
Wees voor ons een goede en trouwe God,
alle dagen tot in eeuwigheid.


TWEEDE PAASDAG 1 april 2024

EERSTE LEZING Hand., 2, 14. 22-33

Uit de Handelingen der Apostelen

Op de dag van Pinksteren trad Petrus naar voren met de elf en verhief zijn stem om het woord tot de menigte te richten: “Gij allen, Joodse mannen en bewoners van Jeruzalem, weet dit wel en luistert aandachtig naar mijn woorden. Jezus de Nazoreeër was een man wiens zending tot u van Godswege bekrachtigd is. Gij kent immers zelf de machtige daden, wonderen en tekenen, die God door Hem onder u heeft verricht: Hem, die volgens Gods vastgestelde raadsbesluit en voorkennis is uitgeleverd, hebt gij door de hand van goddelozen aan het kruis gena¬geld en gedood. Maar God heeft Hem ten leven opgewekt na de strikken van de dood te hebben ontbonden; want het was onmogelijk dat Hij daardoor werd vastgehouden. Doelend op Hem toch zegt David: De Heer had ik voor ogen, altijd door, Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet zou wankelen; daarom is er blijdschap in mijn hart en jubelt mijn mond van vreugde; ja, ook mijn lichaam zal rust vinden in hoop, omdat Gij mijn ziel niet zult overlaten aan het dodenrijk en uw heilige geen bederf zult laten zien. Wegen ten leven hebt Gij mij doen kennen. Gij zult mij met vreugde vervullen voor uw aanschijn. Mannen broeders, ik mag wel vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David dat hij gestorven en begraven is; we hebben immers zijn graf bij ons tot op deze dag. Welnu, omdat hij een profeet was, en wist, dat God hem een eed gezworen had dat Hij een van zijn nakomelingen op zijn troon zou doen zetelen, zei hij met een blik in de toekomst over de verrijzenis van Christus, dat Hij niet is overgelaten aan het dodenrijk en dat zijn lichaam het bederf niet heeft gezien. Deze Jezus heeft God doen verrijzen en daarvan zijn wij allen getuigen. Verheven aan Gods rechterhand heeft Hij de beloofde Heilige Geest van de Vader ontvangen en Deze uitgestort, zoals gij ziet en hoort.”

Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM

Refrein: Behoed mij God, tot U neem ik mijn toevlucht

Behoed mij God, tot U neem ik mijn toevlucht. Gij zijt mijn Heer, ik erken het. Ik vind geen geluk buiten U. De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker, Hij heeft mijjn lot in zijn hand.

Ik dank de Heer die mij altijd geleid heeft, Hij spreekt ook des nachts in mijn hart. Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer. Ik val niet, want Hij staat naast mij.

Daarom ben ik vrolijk en blij van geest, daarom kan ik rustig gaan slapen. Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over. Gij levert uw dienaar niet uit aan het graf.

Gij zult mij de weg van het leven wijzen om heel mijn vreugde te vinden bij U, bestendig geluk aan uw zijde.

EVANGELIE Mt. 28, 8-15

Lezing uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.

In die tijd gingen de vrouwen ter¬stond weg van het graf, met vrees en grote vreugde, en haastten zich het nieuws aan zijn leerlin¬gen over te brengen. En zie, Jezus kwam hen tegemoet en zeide: “Weest gegroet.” Zij traden op Hem toe, omklemden zijn voeten en aanbaden Hem. Toen sprak Jezus tot hen: “Weest niet bevreesd. Gaat aan mijn broe¬¬ders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan, en daar zullen zij Mij zien.” Terwijl de vrouwen nog onderweg waren, gingen enkelen van de bewakers naar de stad en berichtten aan de hogepriesters alles wat er was voorgevallen. Dezen hielden een bijeenkomst met de oudsten en, na overleg, gaven ze aan de soldaten een flinke som geld met de opdracht: “Zegt maar: Zijn leerlingen zijn Hem in de nacht komen stelen terwijl wij sliepen. En mocht dit soms de landvoogd ter ore komen, dan zullen wij hem wel kalmeren en er voor zorgen dat gij geen last krijgt.” Zij namen het geld aan en deden zoals hun voorzegt was. Dit verhaal is onder de Joden verder verteld tot op de dag van vandaag.
Zo spreekt de Heer.

Voorbede

Bidden wij tot God onze Vader door Jezus Christus, de levende Heer,
die zetelt aan zijn rechterhand:

Voor allen die door het doopsel Gods kinderen zijn geworden.
Laat alle christenen delen in de vreugde van Pasen,
in het bijzonder hen die eenzaam zijn of bedroeft.
Laat ons bidden…

Voor allen die vandaag willen getuigen van hun geloof.
Dat zij in werken van barmhartigheid Gods gelaat
zichtbaar maken in onze wereld.
Laat ons bidden…

Voor onze parochiegemeenschap,
in gebed met elkaar verbonden.
Dat wij ons geloof met elkaar delen
om God één van hart te kunnen dienen.
Laat ons bidden…

Voor hen die ziek zijn.
Voor onze dierbare overledenen.
Vandaag bidden we met name voor…

In stilte bidden we voor wat er leeft in ons eigen hart.
hierna korte stilte. Dan afsluiten met
Laat ons bidden…

Almachtige eeuwige God,
Gij hebt uw Zoon Jezus Christus uit de dood doen opstaan
en de apostelen aangesteld tot getuigen van de verrijzenis.
Wij bidden U:
dat ook wij in woord en daad getuigen zijn van het Paasmysterie
om er eens volledig deel aan te krijgen.
Door Christus onze Heer.


EERSTE PAASDAG 31 maart 2024

EERSTE LEZING (Hand.10,34a.37-43)

Uit de Handelingen van de Apostelen.

In die tijd nam Petrus het woord en sprak: “Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is; hoe Jezus van Nazaret zijn optre¬den begon in Galilea na het doopsel dat Johannes predikte, en hoe God Hem gezalfd heeft met de heilige Geest en met kracht. Hij ging weldoende rond en genas allen, die onder de dwingelandij van de duivel stonden, want God was met Hem. En wij getuigen van alles wat Hij in het land van de Joden en in Jeruzalem gedaan heeft. Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord. God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan en laten verschijnen, niet aan het hele volk, maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgeko¬zen, aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben nadat Hij uit de doden was opge¬staan. Hij gaf ons de op¬dracht aan het volk te prediken, en te getuigen dat Hij de door God aangestelde rechter is over de levenden en de doden. Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af, dat ieder die in Hem gelooft, door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt.”

Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 118
Refrein:
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt.
Wij zullen hem vieren in blijdschap.

Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen!
Stammen van Israël, dankt de Heer,
eindeloos is zijn erbarmen!

De Heer greep in met krachtige hand,
de hand van de Heer heeft mij opgericht.
Ik zal niet sterven maar blijven leven
en alom verhalen het werk van de Heer.

De steen die de bouwers hebben versmaad,
die is tot hoeksteen geworden.
Het is de Heer, die dit heeft gedaan,
een wonder voor onze ogen.

TWEEDE LEZING (Kol. 3, 1-4)

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Kolosse.

Broeders en zusters, als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt, zoekt wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods. Zint op het hemelse, niet op het aardse. Gij zijt immers gestorven en uw leven is nu met Christus verbor¬gen in God. Christus is uw leven, en wanneer Hij verschijnt zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijk¬heid.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Joh., 20, 1-9

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena vroeg in de morgen – het was nog donker- bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold. Zij liep snel naar Simon Petrus en naar de andere, de door Jezus beminde leerling en zei tot hen: “Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.” Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. Ze liepen samen vlug voort, maar die andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan. Voorover bukkend zag hij de zwachtels liggen maar hij ging niet naar binnen. Simon Petrus die hem volgde kwam ook bij het graf en trad wel binnen. Hij zag dat de zwachtels er lagen, maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt niet bij de zwachtels lag, maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen ging ook de andere leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen; hij zag en geloofde want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Bidden wij tot God onze Vader
die Jezus op de derde dag heeft doen opstaan.

Wees op dit hoogfeest van Pasen
de gemeenschap van de Kerk nabij
en laat alle gedoopten samenleven in eenheid en liefde.
Dat wij in blijdschap ons Paasgeloof uitdragen en belijden.
Laat ons bidden…

Breng door het Licht van Pasen vrede in onze wereld.
Dat het feest van de verrijzenis bevrijding brengt
aan wie lijden onder oorlogsgeweld, onrecht en verdrukking.
Laat ons bidden…

Om troost en kracht voor allen die lijden aan het leven:
Dat de boodschap van Pasen hoop geeft aan wie wanhoopt.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken
en voor allen die om ons gebed hebben gevraagd.
We bidden ook voor onze dierbare overledenen,
vandaag met name voor…

In een moment van stilte bidden we voor onze eigen intenties
hierna korte stilte. Dan afsluiten met
Laat ons bidden…

Almachtige eeuwige God,
op de derde dag hebt Gij uw Zoon doen opstaan
en Hem doen verschijnen aan uitverkoren getuigen.
Wij bidden U:
dat wij zoeken wat boven is,
daar waar Christus zetelt aan uw rechterhand,
en dat wij niet zinnen op het aardse,
maar op het hemelse,
zodat ons leven geborgen is in U.
Door Christus onze Heer.


PAASWAKE 30 maart 2024

EERSTE LEZING Gen., 1, 1. 26-31a

Uit het Boek Genesis

In het begin schiep God de hemel en de aarde. God sprak: „Nu gaan wij de mens maken, als beeld van ons, op ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. God zegende hen en God sprak tot hen: „Weest vruchtbaar en wordt talrijk; bevolkt de aarde en onderwerpt haar; heerst over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God sprak: „Hierbij geef Ik alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem aan u en alle bomen met zaaddragende vruchten; zij zullen u tot voedsel dienen. Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels van de lucht en aan alles wat over de grond kruipt, aan al wat dierlijk leven heeft geef Ik het groene gras als voedsel.” Zo gebeurde het. God bezag alles wat Hij gemaakt had en Hij zag dat het heel goed was.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

TWEEDE LEZING Gen., 22, 1-2, 9a, 10-13, 15-18

Uit het Boek Genesis

In die dagen stelde God Abraham op de proef. Hij zei tot hem: „Abraham.” Abraham antwoordde: „Hier ben ik.” God zei: „Ga met Isaak uw enige zoon die gij liefhebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar op de berg die Ik u zal aanwijzen als brandoffer op.” Toen zij de plaats bereikt hadden die God hen had aangewezen bouwde Abraham daar een altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, boven op het hout. Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden, riep de engel van de Heer hem van uit de hemel toe: „Abraham. Abraham!” En hij antwoordde: „Hier ben ik.” Hij zei: „Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat gij God vreest want gij hebt Mij uw enige zoon niet willen onthouden.” Abraham keek om zich heen en bemerkte een ram die met zijn horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op in plaats van zijn zoon. Toen riep de engel van de Heer voor de tweede maal uit de hemel tot Abraham en zei: „Bij Mijzelf heb Ik gezworen – zo spreekt de Heer – omdat gij dit gedaan hebt en Mij uw eigen zoon niet hebt onthouden daarom zal Ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen talrijker maken dan de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten. Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde omdat gij naar Mij hebt geluisterd.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ANTWOORDPSALM uit psalm 16 Ps. 16 (15), 5 en 8, 9-10, 11

Refrein Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht.

De Heer is mijn erfdeel, mijn dronk uit de beker, Hij heeft mijn lot in zijn hand. Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer, ik val niet, want Hij staat naast mij.

Daarom ben ik vrolijk en blij van geest, daarom kan ik rustig gaan slapen.
Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over, Gij levert uw dienaar niet uit aan het graf. Refrein

Gij zult mij de weg van het leven wijzen om heel mijn vreugde te vinden bij U, bestendig geluk aan uw zijde. Refrein

DERDE LEZING Ex.,14,15 – 15,1

Uit het Boek Exodus

In die dagen sprak de Heer tot Mozes: „Wat roept gij Mij toch. „Beveel de Israëlieten verder te trekken. „Gij zelf moet uw hand opheffen, uw staf uitstrek-ken over de zee en ze in tweeën splijten. „Dan kunnen de Israëlieten over de droge bodem door de zee trekken. „Ik ga de Egyptenaren halsstarrig maken zodat zij hen achterna gaan. „En dan zal Ik mij verheerlijken ten koste van Farao en heel zijn legermacht, zijn wagens en zijn wagenmenners. De Egyptenaren zullen weten dat Ik de Heer ben, als Ik mij verheerlijk ten koste van Farao, zijn wagens en zijn wagenmenners. De engel van God die aan de spits van het leger der Israëlieten ging, veranderde van plaats en stelde zich achter hen op, tussen het leger van de Egyptenaren en het leger van de Israëlieten. De wolk bleef die nacht donker zodat het heel die nacht niet tot een treffen kwam. Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en de Heer deed die hele nacht door een sterke oostenwind de zee terugwijken. Hij maakte van de zee droog land en de wateren spleten vaneen. Zo trokken de Israëlieten over de droge bodem de zee door, terwijl de wateren links en rechts een wand vormden. De Egyptenaren zetten de achtervolging in; alle paarden van Farao, zijn wagens en zijn wagenmenners gingen achter de Israëlieten aan de zee in. Tegen de morgen-wake richtte de Heer zijn blikken vanuit de wolkkolom en de vuurzuil op de legermacht van de Egyptenaren en bracht ze in verwarring. Hij liet de wielen van de wagens scheeflopen zodat ze slechts met moeite vooruit kwamen. De Egyptenaren riepen uit: „Laten we vluchten voor de Israëlieten, want de Heer strijdt voor hen tegen ons.” Toen sprak de Heer tot Mozes: „Strek uw hand uit over de zee dan zal het water terugstromen over de Egyptenaren en hun wagens en wagenmenners.” Mozes strekte zijn hand uit over de zee en toen het licht begon te worden vloeide de zee naar haar gewone plaats terug. Daar de Egyptenaren er tegen in vluchtten dreef de Heer hen midden in de zee. Het water vloeide terug en overspoelde wagens en wagenmenners, heel de strijdmacht van Farao die de Israëlieten op de bodem van de zee achterna waren gegaan. Niet één bleef gespaard. De Israëlieten daarentegen waren over de droge bodem door de zee heengetrokken, terwijl de wateren links en rechts van hen een wand vormden. Zo redde de Heer op deze dag Israël uit de greep van Egypte; Israël zag de Egyptenaren dood op de kust liggen. Toen Israël het machtige optreden van de Heer tegen Egypte gezien had, kreeg het volk ontzag voor de Heer: Zij stelden vertrouwen in de Heer en in Mozes zijn dienaar. Toen hieven Mozes en de Israëlieten ter ere van de Heer een lied aan.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

VIERDE LEZING Jes., 54, 5-14

Uit de Profeet Jesaja

Hij die u schiep … Hij is uw Bruidegom, Hij is uw Schepper; zijn Naam is: Heer der hemelse machten; Hij wordt genoemd: uw verlosser, Israëls Heilige, God van geheel de aarde! Een verlaten, zielsbedroefde vrouw zijt gij maar de Heer roept u weer bij uw naam. Want – zo zegt uw God – kan iemand de geliefde van zijn jeugd wel verstoten? In een plotselinge opwelling heb Ik u in de steek gelaten maar met een grote barmhartigheid zoek Ik u weer op. In een vlaag van toorn heb Ik voor een ogenblik mijn aangezicht van u afgewend maar – zo spreekt de Heer, uw Verlosser – met een eeuwige liefde ontferm Ik Mij weer over u. Zoals Ik ten tijde van Noach gezworen heb dat de wateren de aarde nooit meer zouden bedekken, zo zweer Ik nu nooit meer op u vertoornd te zijn en u nooit meer te bedreigen. Want de bergen mogen wankelen, de heuvels schudden, maar mijn trouw jegens u zal niet wankelen en mijn verbond van liefde niet breken, zegt de Heer die u barmhartig is. Ongelukkige Stad, door stormen geplaagd en troosteloos, zie, uw grondvesten leg Ik met jaspis, uw fundamenten met saffier; uw tinnen maak Ik van robijnen, uw poorten van karbonkels, uw muren van kostbare stenen. Uw kinderen zullen door de Heer onderricht worden en een diepe vrede valt uw zonen ten deel. Gij zult gegrondvest zijn op gerechtigheid: weet u dus vrij van onderdrukking: gij hebt niets te vrezen! En vrij van verschrikking: want geen verschrikking zal u nog ooit overvallen
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ANTWOORDPSALM Ps. 30 (29), 2 en 4, 5-6, 11 en 12a en 13b

Refrein U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd.

U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd, Gij hebt mijn vijanden niet laten zegevieren. Heer, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost, Gij hebt mij losgemaakt van die ten grave dalen.

Bezingt de Heer dan met mij, al zijn vromen, en dankt zijn Naam die hoogverheven is.
Zijn toorn duurt kort, maar zijn genade levenslang, de avond brengt geween, de ochtend blijdschap.

Heer luister en ontferm U over mij, mijn God, sta mij terzijde met uw hulp. Gij hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd, mijn rouwkleed losgemaakt, met blijdschap mij omgord. Mijn ziel zal U bezingen zonder te verstommen, U zal ik loven, Heer mijn God, in eeuwigheid.

VIJFDE LEZING Ez., 36, 16-17a. 18-28

Uit de Profeet Ezechiël

Het woord van de Heer kwam tot mij: „Mensenkind, toen het volk van Israël
nog op zijn eigen grond woonde heeft het deze door zijn handel en wandel verontreinigd. „Daarom liet Ik mijn woede over hen de vrije loop, vanwege het bloed dat ze op de grond vergoten hadden en omdat ze de grond verontrei-nigd hadden met hun afgoden. „Daarom verspreidde Ik hen onder de heiden-volken en werden ze verstrooid over de landen: naar hun handel en wandel heb Ik hen gevonnist. „En bij al de heidenvolken waar ze gekomen waren ontwijdden ze mijn heilige Naam doordat men van hen zei: Dit is het volk van de Heer, en toch moesten ze weg uit zijn land. „Dit deed Mij leed om mijn heilige Naam die het volk van Israël ontwijd had onder de heidenvolken waar ze gekomen zijn. „Zeg daarom tot het volk van Israël: Ik zal mijn grote naam die ontwijd is onder de heidenvolken, die gij tegenover hen ontwijd hebt, heiligen, opdat de heidenvolken erkennen dat Ik de Heer ben. Zo spreekt de Heer: Ik zal u wegbrengen uit de heidenvolken, u samenbrengen uit alle landen en u brengen naar uw eigen grond. Ik zal zuiver water op u sprenkelen en ge zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen. Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste; Ik zal het stenen hart uit uw lichaam verwijderen en u een hart van vlees geven. Mijn geest zal Ik u geven in uw binnenste en Ik zal maken dat ge mijn wetten nakomt en mijn voorschriften nauwkeurig onderhoudt. Ge zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb. Ge zult voor Mij een volk en Ik zal voor u een God zijn.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ZESDE LEZING Rom., 6, 3-11

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome

Broeders en zusters,
Gij weet toch dat de doop waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus
ons heeft doen delen in zijn dóód? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt. Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding, in de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is; daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn. Want wie gestorven is is rechtens vrij van de zonde. Indien wij dan met Christus gestorven zijn geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven; want wij weten dat Christus, eenmaal van de doden verrezen, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. Door de dood die Hij gestorven is heeft Hij eens voor al afgerekend met de zonde; het leven dat Hij leeft heeft alleen met God van doen. Zo moet ook gij uzelf beschouwen: als dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

EVANGELIE Mt., 28,1-10

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs

Na de sabbat bij het aanbreken van de eerste dag der week kwamen Maria Magdalena en de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling ontstond er een hevige aardbeving en een engel van de Heer daalde uit de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg en zette zich daarop neer. Hij straalde als een bliksemschicht en zijn kleed was wit als sneeuw. De bewakers begonnen van schrik voor hem te beven en het leven scheen uit hen geweken. De engel sprak de vrouwen aan en zei: „Gij behoeft niet bevreesd te zijn; ik weet dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is niet hier, Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft; komt zien naar de plaats waar Hij gelegen heeft. Gaat nu terstond aan zijn leerlingen zeggen: Hij is verrezen van de doden, en nu gaat Hij u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Dat had ik u te zeggen.”
Terstond gingen zij weg van het graf, met vrees en grote vreugde, en zij haastten zich het nieuws aan zijn leerlingen over te brengen. En zie, Jezus kwam hen tegemoet en zei: „Weest gegroet.” Zij traden op Hem toe, omklemden zijn voeten en aanbaden Hem. Toen sprak Jezus tot hen: „Weest niet bevreesd. Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan en daar zullen zij Mij zien.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

VOORBEDE

God, de Vader van alle leven, heeft Jezus uit de dood opgewekt.
Verzameld in zijn Geest willen wij nu bidden:

Voor allen die in deze nacht worden gedoopt:
dat zij zichzelf beschouwen als dood voor de zonde
en levend voor God in Christus Jezus.
Laat ons bidden…

Voor allen die deze nacht het Paasfeest vieren.
Dat zij opstaan en getuigen van hun geloof
door barmhartig te zijn zoals de Vader.
Laat ons bidden…

Voor hen die leven in gebieden van honger, oorlog of geweld.
Dat het Licht van Christus hen hoop en vrede brengt.
Laat ons bidden…

Voor alle mensen die gevangen zitten in kwaad en duisternis.
Dat het Licht van de Verrezen Heer hen mogen verlichten.
Laat ons bidden…

Voor onze parochiegemeenschap.
Dat wij door de vreugde van het Paasfeest
groeien in geloof, hoop en liefde.
Laat ons bidden…

Misintenties…
In een moment van stilte bidden we voor onze eigen intenties

God van alle Leven,
verdrijf alle angst en duisternis,
en verlicht ons met uw Licht.
Laat ons groeien naar de gestalte van Jezus,
uw geliefde Zoon,
die uit de dood is opgestaan
en bij U leeft in de kracht van de heilige Geest,
nu en tot in eeuwigheid.


Goede Vrijdag 29 maart 2024

EERSTE LEZING Jes., 52, 13-53, 12

Uit de Profeet Jesaja

Zie mijn dienaar zal succesvol handelen, hij zal worden verhoogd en verheven en zeer verheerlijkt. Zoals velen over hem ontsteld hebben gestaan zo misvormd was hij, zo onmenselijk van voorkomen en zijn schoonheid beneden die van mensenkinderen. Zo zal hij vele volkeren slaan met verbazing, koningen zullen hun mond voor hem sluiten, want wat hun niet verteld is aanschouwen zij en wat zij niet hebben gehoord, zien zij in. Wie kon geloven wat wij hebben gehoord en over wie is de arm van de Heer zichtbaar geworden? Hij is geprezen als een alleenstaande loot en als een wortel uit dorre grond; hij had gestalte noch luister, zodat wij naar hem konden zien, geen voorkomen zodat wij hem zouden kunnen begeren. Veracht en door de mensen verstoten, Man van smarten en door lijden gerijpt; als een die zijn gelaat voor ons heeft verborgen, veracht en door ons niet geteld. Toch waren het onze pijnen die hij droeg onze smarten die hij op zich nam. Wij daarentegen beschouwden hem als een getroffene, als iemand die door God is geslagen en vernederd. Hij is echter doorboord om onze zonden, mishandeld om onze misdaden, want op hem rust de straf voor ons heil en door zijn striemen is er genezing voor ons. Wij allen dwaalden als een kudde, ieder ging zijn eigen weg; de Heer liet op hem neerkomen de misdaad van ons allen. Men mishandelde hem en hij heeft het aanvaard, hij heeft zijn mond niet geopend. Als het lam dat naar de slachtbank geleid wordt en als het schaap dat voor zijn scheerder verstomt, zo heeft hij zijn mond niet geopend. Door een gewelddadige rechtspraak is hij weggerukt. Wie is er nog die denkt aan zijn leven? Hij is immers weggenomen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk tot de dood toe geslagen. Men geeft hem een graf bij de misdadigers en bij de rijken een rustplaats ofschoon hij geen onrecht gepleegd heeft en er geen bedrog is geweest in zijn mond. Het heeft de Heer behaagd hem met slagen te pijnigen. Al brengt hij zichzelf ten offer toch zal hij een nageslacht zien, zijn dagen verlengen en de wens van de Heer zal door zijn hand vervuld worden. Om zijn zwoegen zal hij licht zien en worden verzadigd. Door zijn inzicht zal mijn dienaar als rechtvaardige velen rechtvaardigen en hun misdaden zal hij op zich Iaden. Daarom zal Ik hem deel geven onder de groten,
en met machtigen zal hij de buit verdelen omdat hij zijn ziel prijsgaf aan de dood en onder de zondaars gerekend is. Hij draagt immers de zonden van velen en is voor de zondaars een voorspraak.

ANTWOORDPSALM uit psalm 31

Refrein: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.

Bij U, Heer, zoek ik mijn toevlucht, stel mijn toch nimmer teleur. Vertrouwvol leg ik mijn geest in uw handen. Gij zult mij beschermen, getrouwe God.

Mijn vijanden drijven de spot met mij, mijn buren lachen mij uit. Men is mij vergeten als was ik dood, ik ben al gebroken huisraad.

Toch blijf ik op U vertrouwen, Heer, steeds zeg ik: Gij zijt mijn God. Gij hebt mijn lot in uw hand, bevrijd mij van mijn vervolgers.

Laat over uw dienaar uw Aanschijn stralen, red mij door uw genade. Schept moed en weest onverschrokken gij allen die hoopt op de Heer.

TWEEDE LEZING Hebr., 4, 14-16; 5, 7-9

Uit de brief aan de Hebreeën

Broeders en zusters, Nu wij een verheven hogepriester hebben, een die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, nu moeten wij vasthouden aan onze belijdenis. Want wij hebben een hogepriester die in staat is mee te voelen met onze zwakheden. Hij werd zelf op allerlei manieren op de proef gesteld, precies zoals wij, afgezien dan van de zonde. Laten wij daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp. In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: hoewel Hij Gods Zoon was heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij het einde had bereikt is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwig heil.

EVANGELIE Joh., 18,1 – 19, 42

Het lijdensverhaal van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

In die tijd
ging Jezus met zijn leerlingen naar buiten,
naar de overkant van de beek Kedron.
Daar was een boomgaard die Hij met zijn leerlingen binnenging.
Maar ook Judas die Hem zou overleveren kende deze plaats
omdat Jezus er dikwijls met zijn leerlingen was samengekomen.
Zo kwam Judas daarheen
met de afdeling soldaten
en met dienaars van de hogepriesters en Farizeeën,
voorzien van lantaarns, fakkels en wapens.
Jezus, die alles wist wat over Hem ging komen,
trad naar voren en zei tot hen:
„Wie zoekt gij?”
Zij antwoordden Hem:
„Jezus de Nazoreeër.”
Jezus zei hun:
„Dat ben Ik.”
Ook Judas, zijn verrader, bevond zich bij hen.
Nauwelijks had Jezus hun gezegd: Dat ben Ik,
of zij weken achteruit en vielen op de grond.
Nog eens vroeg Hij hun:
„Wie zoekt gij ?”
Zij zeiden:
„Jezus de Nazoreeër.”
Jezus antwoordde:
„Ik heb u gezegd dat Ik het ben.
„Als gij Mij zoekt, Iaat deze mensen dan gaan.”
Vervuld moest worden wat Hij gezegd had:
Niemand van hen die Gij Mij gegeven hebt
liet Ik verloren gaan.
Maar Simon Petrus had een zwaard bij zich.
Hij trok het en verwondde daarmee de knecht van de hogepriester
door hem het rechteroor af te slaan.
De naam van die knecht was Malchus.
Jezus echter sprak tot Petrus:
„Steek dat zwaard in de schede; zou Ik de beker niet drinken
die mijn Vader Mij gegeven heeft?”

De afdeling met de bevelhebber en de dienaars van de Joden
grepen toen Jezus vast, boeiden Hem
en brachten Hem eerst naar Annas.
Deze was namelijk de schoonvader van Kájafas
die dat jaar hogepriester was,
dezelfde Kájafas die aan de Joden de raad had gegeven:
Het is beter dat er één mens sterft voor het volk.
Simon Petrus en nog een andere leerling volgden Jezus.
Die leerling nu was een bekende van de hogepriester
en zo ging hij tegelijk met Jezus
het paleis van de hogepriester binnen,
terwijl Petrus buiten de poort bleef staan.
Die andere leerling, de bekende van de hogepriester,
kwam naar buiten,
sprak met de portierster en bracht Petrus naar binnen.
Het meisje dat aan de poort stond vroeg Petrus:
„Ben je ook niet een van de leerlingen van die man?”
Hij zei:
„Welnee.”
Omdat het koud was hadden de knechten en dienaars
een houtskoolvuur aangelegd en stonden zich te warmen.
Ook Petrus stond bij hen en warmde zich.
De hogepriester
ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en zijn leer.
Jezus antwoordde hem:
„Ik heb openlijk tot de wereld gesproken.
„Ik heb altijd onderricht gegeven
in een synagoge of in de tempel
waar alle joden bijeenkomen
en er is niets wat Ik in het geheim heb gesproken.
„Waarom ondervraagt gij Mij?
„Ondervraag de mensen
die gehoord hebben wat Ik hun heb verkondigd.
„Die weten goed wat Ik heb gezegd.”
Op dit woord gaf een van de dienaars die naast Hem stond
Jezus een klap in het gezicht en voegde Hem toe:
„Antwoordt Gij zo de hogepriester?”
Jezus antwoordde hem:
„Indien Ik iets verkeerds gezegd heb
verklaar dan wat er verkeerd in was;
maar indien het goed was
waarom slaat gij Mij?”
Daarop zond Annas Hem geboeid naar de hogepriester Kájafas.
Simon Petrus stond zich te warmen toen iemand hem vroeg:
„Ben ook jij niet een van zijn leerlingen?”
Hij ontkende het en zei: A „Welneep.”
Maar een van de knechten van de hogepriester,
een bloedverwant van de man
wie Petrus het oor had afgeslagen zei:
„Heb ik je niet in de boomgaard bij Hem gezien?”
Petrus ontkende het opnieuw
en meteen begon er een haan te kraaien.

Toen brachten ze Jezus
van het huis van Kájafas naar het pretorium.
Het was vroeg in de morgen.
Zelf gingen zij het pretorium niet binnen
want ze moesten het paasmaal kunnen eten
en mochten zich daarom niet verontreinigen.
Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg hun:
„Welke beschuldiging brengt gij tegen deze man in?”
Zij gaven hem ten antwoord:
„Als dit geen misdadiger was
zouden wij Hem niet aan u hebben overgeleverd.”
Daarop zei Pilatus:
„Neemt Hem dan zelf en vonnist Hem volgens uw Wet!”
De Joden antwoordden hem:
„Wij missen het recht om iemand ter dood te brengen.”
Zo zou Jezus’ woord in vervulling gaan
waarmee Hij had aangeduid welke dood Hij zou sterven.
Nu ging Pilatus het pretorium binnen,
riep Jezus bij zich en zei tot Hem:
„Zijt Gij de koning der Joden?”
Jezus antwoordde hem:
„Zegt gij dit uit uzelf
of hebben de anderen u over Mij gesproken?”
Pilatus gaf ten antwoord:
„Ben ik soms een Jood ?
„Uw eigen volk en de hogepriesters
hebben U aan mij overgeleverd.
„Wat hebt Gij gedaan?”
Jezus antwoordde:
„Mijn koningschap is niet van deze wereld.
„Zou mijn koningschap van deze wereld zijn
dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben
dat Ik niet aan de Joden werd uitgeleverd.
„Mijn koningschap is evenwel niet van hier.”
Pilatus hernam:
„Gij zijt dus toch koning?”
Jezus antwoordde:
„Ja, koning ben Ik.
„Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen
om getuigenis af te leggen van de waarheid.
„Alwie uit de waarheid is luistert naar mijn stem.”
Pilatus zei tot Hem:
„Wat is waarheid ?”
Na die woorden ging hij weer naar buiten tot de Joden en zei:
„Ik vind hoegenaamd geen schuld in Hem.
„Maar er bestaat onder u de gewoonte
dat ik met Pasen iemand vrijlaat.
„Wilt gij dus dat ik u de koning der Joden vrijlaat?”
Toen begonnen ze opnieuw te schreeuwen:
„Neen, Die niet maar Barabbas !”
Barabbas was een rover.

Toen liet Pilatus Jezus geselen.
De soldaten vlochten een kroon van doorntakken,
zetten Hem die op het hoofd
en wierpen Hem een purperen mantel om.
Ze traden op Hem toe en zeiden:
„Gegroet, koning der Joden !”
En zij sloegen Hem in het gezicht.

Pilatus ging weer naar buiten en zei tot hen:
„Ziehier, ik breng Hem naar buiten om u te doen weten
dat ik volstrekt geen schuld in Hem vind.”
Jezus kwam dus naar buiten
terwijl Hij nog de doornenkroon en de purperen mantel droeg.
Pilatus zei tot hen:
„Ziehier de mens.”
Maar toen de hogepriesters en hun dienaars Hem zagen
schreeuwden ze:
„Kruisigen, kruisigen !” ‘
Pilatus zei hun:
„Neemt gij Hem dan en kruisigt Hem want ik vind geen schuld in Hem.”
De Joden antwoordden hem:
„Wij hebben een Wet
en volgens die Wet moet Hij sterven
omdat Hij zich voor Gods Zoon heeft uitgegeven.”
Toen Pilatus dit hoorde werd hij nog meer bevreesd.
Hij ging het pretorium weer binnen en sprak tot Jezus:
„Waar zijt Gij vandaan?”
Jezus gaf hem echter geen antwoord.
Daarom zei Pilatus:
„Gij spreekt niet tegen mij ?
„Weet Ge dan niet dat ik de macht heb om vrij te spreken
maar ook de macht heb om U te kruisigen?”
Jezus antwoordde:
„Ge zoudt volstrekt geen macht over Mij hebben
als u die niet van boven gegeven was.
„Daarom is de zonde van hem die Mij aan u heeft overgeleverd groter.”
Van dit ogenblik af
wilde Pilatus ertoe overgaan Hem vrij te laten.
Maar de Joden schreeuwden:
„Als ge die man vrijlaat zijt ge geen vriend van de keizer.
„Wie zich voor koning uitgeeft
komt in verzet tegen de keizer.”
Toen Pilatus hen dit hoorde roepen
liet hij Jezus naar buiten brengen
en ging op de rechtersstoel zitten,
op de plaats die Litóstrotos heet, in het Hebreeuws Gabbata.
Het was de voorbereidingsdag voor Pasen,
ongeveer het zesde uur.
Hij zei tot de Joden:
„Hier is uw koning.”
Maar zij schreeuwden:
„Weg, weg met Hem ! Kruisig Hem !”
Pilatus vroeg:
„Zal ik dan uw koning kruisigen?”
De hogepriesters antwoordden:
„Wij hebben geen andere koning dan de keizer!”
Toen leverde hij Hem aan hen uit om de kruisdood te ondergaan,
en zij namen Hem over.
Zelf zijn kruis dragend
trok Jezus de stad uit naar wat de Schedelplaats heet,
in het Hebreeuws Golgota.
Daar sloegen zij Hem aan het kruis,
en met Hem nog twee anderen,
aan elke kant een en Jezus in het midden.
Pilatus had ook een opschrift laten maken
en op het kruis doen aanbrengen.
Het luidde: Jezus, de Nazoreeër, de koning van de Joden.
Vele Joden lazen dit opschrift,
want de plaats waar Jezus gekruisigd werd lag dicht bij de stad.
Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks.
De hogepriesters van de Joden nu zeiden tot Pilatus:
„Ge moest er niet op zetten: ‘de koning van de Joden’ maar:
‘Hij heeft gezegd: Ik ben de koning van de Joden’.”
Pilatus antwoordde:
„Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.”
Toen de soldaten Jezus gekruisigd hadden,
namen ze zijn kleren en deelden ze in vieren,
voor iedere soldaat een deel.
Ze namen ook de lijfrok
die echter zonder naad was, aan één stuk geweven van bovenaf.
Daarom zeiden ze tot elkaar:
„Laten we die niet scheuren
maar er om loten wie hem krijgt.”
Aldus moest de Schrift vervuld worden:
Zij verdeelden mijn kleren onder elkaar en dobbelden om mijn gewaad.

Terwijl de soldaten hiermee bezig waren
stonden bij Jezus’ kruis zijn moeder,
de zuster van zijn moeder, Maria, de vrouw van Klopas,
en Maria Magdalena.
Toen Jezus zijn moeder zag
en naast haar de leerling die Hij liefhad zei Hij tot zijn moeder:
„Vrouw, zie daar uw zoon.”
Vervolgens zei Hij tot de leerling:
„Zie daar uw moeder.”
En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis.

Hierna, wetend dat nu alles was volbracht
zei Jezus, opdat de Schrift vervuld zou worden:
„Ik heb dorst.”
Er stond daar een kruik vol zure wijn.
Ze doopten er een spons in,
staken die op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond.
Toen Jezus van de zure wijn genomen had, zei Hij:
„Het is volbracht.”
Daarop boog Hij het hoofd en gaf de geest.

Aangezien het voorbereidingsdag was en de Joden niet wilden
dat de lichamen op sabbat aan het kruis bleven
– het was bovendien een grote sabbat –
vroegen zij aan Pilatus verlof
de benen van de gekruisigden te breken en hen weg te nemen.
Daarom kwamen de soldaten
en sloegen
zowel bij de ene als bij de andere die met Hem was gekruisigd
de benen stuk.
Toen zij echter bij Jezus kwamen
en zagen dat Hij reeds dood was sloegen zij Hem de benen niet stuk,
maar een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans;
terstond kwam er bloed en water uit.
Die het gezien heeft getuigt hiervan;
zijn getuigenis is waar
en hij weet dat hij de waarheid zegt,
opdat ook gij zoudt geloven.
Dit is gebeurd opdat de Schrift zou vervuld worden:
Van zijn gebeente zal niets worden verbrijzeld,
terwijl nog een ander Schriftwoord zegt:
Zij zullen opzien naar Hem die zij hebben doorstoken.

Jozef van Arimatéa,
die een leerling was van Jezus
maar in het geheim uit vrees voor de Joden,
vroeg daarna aan Pilatus
het lichaam van Jezus te mogen wegnemen.
Toen Pilatus dit had toegestaan
ging hij dus heen en nam het lichaam weg.
Nikodémus, die Hem vroeger ‘s nachts bezocht had,
kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee,
ongeveer honderd pond.
Zij namen het lichaam van Jezus
en wikkelden het met de welriekende kruiden in zwachtels,
zoals bij een Joodse begrafenis gebruikelijk is.
Op de plaats waar Hij gekruisigd werd lag een tuin
en in die tuin een nieuw graf
waarin nog nooit iemand was neergelegd.
Vanwege de voorbereidingsdag van de Joden
en omdat het graf dichtbij was
legden zij Jezus daarin neer.

Plechtige Voorbede

Broeders en zusters, laten wij aansluitend aan het verkondigde Woord van de Heer ons in de voorbede van deze Goede Vrijdag richten tot onze almachtige en barmhartige hemelse Vader, de Schepper van al wat bestaat. Bidden wij voor het heil van Kerk en wereld, vooral in deze tijd van beproeving, nu het menselijk bestaan bedreigd wordt door de coronapandemie: dat allen de reddende nabijheid van de Heer mogen ervaren.

I Voor de heilige kerk
Laten wij bidden, broeders en zusters, voor de heilige kerk:
dat onze God en Heer haar over heel de wereld vrede en eenheid brengt;
dat in ons leven tijden van rust en stilte komen
tot verheerlijking van God, de almachtige Vader.

Almachtige eeuwige God,
in Christus hebt Gij uw heerlijkheid aan alle volken geopenbaard.
Waak over het werk van uw barmhartigheid,
geef dat uw kerk, verspreid over heel de wereld,
standhoudt in de belijdenis van uw Naam. Door Christus onze Heer.
Amen.

II Voor de paus
Laten wij ook bidden voor onze heilige vader, paus Franciscus
die door onze God en Heer is uitverkoren tot het bisschopsambt:
dat hij gespaard blijft om leiding te geven aan de kerk, het heilig volk van God.

Almachtige eeuwige God, alles wat bestaat steunt op uw raadsbesluit.
Luister naar ons gebed:
bewaar in uw liefde de paus die Gij over ons hebt aangesteld.
Moge het christenvolk, dat door U wordt bestuurd,
onder zijn leiding altijd toenemen in geloof. Door Christus onze Heer.
Amen.

III Voor de gehele geestelijkheid en alle gelovigen
Laten wij ook bidden voor onze bisschop Gerardus, voor zijn hulpbisschop Robertus,
voor alle bisschoppen, priesters en diakens van de kerk
en voor heel het gelovige volk.

Almachtige eeuwige God, door uw Geest leidt en heiligt Gij allen
die tot de kerk behoren, het Lichaam van de Heer.
Verhoor ons gebed voor al uw gewijde dienaren:
dat ieder, naar de genade die Gij hem hebt geschonken,
U dient in geloof en trouw. Door Christus onze Heer.
Amen.

IV Voor de doopleerlingen
Laten wij ook bidden voor hen die zich op het doopsel voorbereiden:
dat onze God en Heer hun oren opent om met hun hart zijn woord te verstaan,
en hun de deur ontsluit van zijn barmhartigheid;
dat zij door de wedergeboorte in het waterbad vergiffenis verkrijgen van alle zonden
en geborgen zijn in Christus Jezus, onze Heer.

Almachtige eeuwige God,
Gij zegent steeds de kerk met nieuwe christenen.
Breng de doopleerlingen geloof en inzicht bij.
Geef dat zij herboren worden uit het water van het doopsel
en in de gemeenschap worden ingelijfd van hen
die Gij als uw kinderen hebt aangenomen. Door Christus onze Heer.
Amen.

V Voor de eenheid van alle christenen
Laten wij ook bidden
voor al onze broeders en zusters die in Christus geloven:
dat onze God en Heer hen die trouw zijn aan de waarheid
samenbrengt en in zijn ene kerk bewaart.

Almachtige eeuwige God,
die verdeeld zijn brengt Gij weer samen, die samen zijn bewaart Gij in uw vrede.
Zie genadig naar de kudde van uw Zoon:
verenig allen die door één doopsel zijn geheiligd in oprecht geloof,
en verbind hen door één band van liefde in Christus Jezus onze Heer.
Amen.

VI Voor het Joodse volk
Laten wij ook bidden voor het Joodse volk
dat door onze God en Heer het eerst is aangesproken:
dat Hij het groot maakt in liefde voor zijn heilige Naam, in trouw aan zijn Verbond.
Gebed in stilte. Daarna zegt de priester:
Almachtige eeuwige God,
Gij hebt uw beloften toevertrouwd aan Abraham en aan zijn volk.
Verhoor genadig de gebeden van uw kerk:
dat het volk dat Gij het eerst hebt uitverkoren, tot de volheid van de verlossing komt.
Door Christus onze Heer.

VII Voor allen die niet in Christus geloven
Laten wij ook bidden voor hen die niet in Christus geloven:
dat de heilige Geest hen met zijn licht vervult
en dat zij de wegen inslaan die leiden naar het heil.

Almachtige eeuwige God,
geef dat zij die zonder Christus te kennen in uw ogen eerlijk door het leven gaan,
de waarheid vinden;
en dat wij altijd groeien in wederzijdse liefde,
meer ontvankelijk worden voor het mysterie van uw leven
en voor de wereld beter getuigen van uw goedheid. Door Christus onze Heer.
Amen.

VIII Voor allen die niet in God geloven
Laten wij ook bidden voor hen die niet in God geloven:
dat zij met een oprecht hart ingaan op wat goed is
en eenmaal bij God uitkomen.

Almachtige eeuwige God,
Gij hebt de mensen zo gemaakt dat zij in hun verlangens U altijd zoeken
en tot rust komen als zij U vinden.
Wij vragen U dat allen, ondanks de vele hindernissen,
de tekenen verstaan van uw liefde
en het getuigenis van de goede werken van uw gelovigen;
en dat zij eenmaal U, God, één en waarachtig, vol vreugde onze Vader noemen.
Door Christus onze Heer.
Amen.

IX Voor de regeringsleiders
Laten wij ook bidden voor de regeringsleiders:
dat onze God en Heer hun hart en geest richt naar zijn wil,
zodat iedereen mag leven in vrijheid en echte vrede.

Almachtige eeuwige God, het leven van de mensen ligt in uw hand
en voor de rechten van de volken staat Gij borg.
Sta onze regeringsleiders bij en geef dat overal ter wereld
onder alle volkeren voorspoed en blijvende vrede heersen
en vrijheid van godsdienst. Door Christus onze Heer.
Amen.

X Voor allen die in nood verkeren
Laten wij bidden, broeders en zusters, tot God, de almachtige Vader:
dat Hij de wereld van dwaling zuivert, gevaarlijke ziekten en hongersnood verdrijft,
gevangenissen ontsluit en boeien verbreekt,
een thuis schenkt aan ontheemden, veiligheid aan hen die onderweg zijn,
genezing voor zieken, en voor de stervenden eeuwig heil.

Almachtige eeuwige God,
Gij zijt vertroosting voor de bedroefden
en sterkte voor hen die het moeilijk hebben.
Laat hun gebeden tot U doordringen,
uit welke nood zij ook roepen.
Dat zij tot hun vreugde
de hulp ondervinden van uw barmhartigheid
in al hun beproevingen.
Door Christus onze Heer.
Amen.


WITTE DONDERDAG 28 maart 2024

EERSTE LEZING (Ex.12, 1-8.11-14)

Uit het boek Exodus.

In die dagen richtte de Heer het woord tot Mozes en Aäron in Egypte, en sprak: Deze maand moet gij beschouwen als de beginmaand, als de eerste maand van het jaar. Maak aan heel de gemeenschap van Israël het volgende bekend. Op de tiende van deze maand moet ieder gezin een lam uitkiezen, ieder huis een lam. Als een gezin te klein is voor een lam, dan moeten ze, rekening houdend met het aantal personen, samen doen met hun naaste buurman. Bij het ver-delen van het lam moet rekening gehouden worden met ieders eetlust. Het lam moet gaaf zijn, van het mannelijk geslacht en eenjarig. Ge kunt er een schaap of een geit voor nemen. Ge moet de dieren vasthouden tot aan de veertiende van de maand. Dan moet heel de verzamelde gemeenschap van Israël ze slachten in de avondschemering. Vervolgens moet ge wat bloed nemen en dat uitstrijken over de beide deurposten en over de bovenbalk van de deur van alle huizen waar het lam gegeten wordt. In dezelfde nacht moet het vlees gegeten worden, op het vuur gebraden. Het moet gegeten worden met ongezuurd brood en bittere kruiden. En dit is de wijze waarop gij het lam moet eten: uw lendenen omgord, uw voeten geschoeid en uw stok in de hand. Haastig moet ge eten, want het is pasen voor de Heer. Deze nacht zal Ik door Egypte gaan en alle eerstgeborenen van Egypte, zowel mensen als dieren, zal Ik slaan. Aan alle goden van Egypte zal Ik het vonnis voltrekken. Maar het bloed aan de huizen zal een teken zijn, dat gij daar woont. Als Ik het bloed aan uw huizen zie, zal Ik u voorbijgaan. Geen vernietigende plaag zal u treffen als Ik Egypte sla. Deze dag zal Ik tot een gedenkdag maken, ge moet hem vieren als een feest ter ere van de Heer. Van geslacht tot geslacht moet ge hem als een eeuwige instelling vieren.
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 116

Refrein:
Geeft niet de beker der zegening die wij zegenen
gemeenschap met het bloed van Christus?

Hoe kan ik mijn dank betuigen voor al wat de Heer mij gaf?
Ik hef de offerbeker, de Naam van de Heer roep ik aan.
Want kostbaar is in de ogen des Heren het leven van wie Hem vereert.

O Heer, ik ben uw dienaar, Gij hebt mijn boeien geslaakt.
Met offers zal ik U loven, de Naam van de Heer roep ik aan.
Ik zal mijn geloften volbrengen waar heel zijn volk het ziet.
TWEEDE LEZING (1 Kor.11,23-26)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters, zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam, en na gedankt te hebben, het brak en zeide: “Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis.” Zo ook na de maaltijd de beker, met de woorden: “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis.” Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Joh.13,1-15

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

Het paasfeest was op handen. Jezus, die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar de Vader, en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste. Onder de maaltijd, toen de duivel reeds aan Judas Iskariot, de zoon van Simon, het plan had ingegeven om Hem over te leveren, stond Jezus van tafel op. In het bewustzijn, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, legde Hij zijn bovenkleren af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee. Daarop goot Hij water in het wasbekken en begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen. Zo kwam Hij bij Simon Petrus, die echter tot Hem zei: Heer, wilt Gij mij de voeten wassen? Jezus gaf hem ten antwoord: Wat Ik doe begrijpt ge nu nog niet, maar later zult gij het inzien. Toen zei Petrus tot Hem: nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen! Jezus antwoordde hem: als gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij mijn deelgenoot niet zijn. Daarop zei Simon Petrus tot Hem: Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en hoofd. Maar Jezus antwoordde: wie een bad heeft genomen, behoeft zich niet meer te wassen, hij is immers helemaal rein. Ook gij zijt rein, ofschoon niet allen. Hij wist immers wie Hem zou overleveren. Daarom zei Hij: niet allen zijt gij rein. Toen Hij dan hun voeten had gewassen, zijn bovenkleren had aangetrokken en weer aan tafel was gegaan, sprak Hij tot hen: Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik. Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook Gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE
Laten wij bidden tot God onze Vader.

Voor de gemeenschap van de Kerk willen wij bidden:
voor Paus Franciscus, de bisschoppen, priesters, diakens
en voor alle vrouwen en mannen die werkzaam zijn in het pastoraat.
Dat zij de geest van dienstbaarheid voorleven tot opbouw van de Kerk.
Laat ons bidden…

Voor onze bisschop Gerardus.
Dat hij in eenheid met alle gelovigen
vruchtbaar leiding mag geven aan ons bisdom.
Wij bidden om zegen over onze diocesane Kerkgemeenschap.
Dat wij mogen groeien in geloof, hoop en naastenliefde.
Laat ons bidden…

Voor de zieken en voor allen die lijden.
Dat zij uw nabijheid ervaren
en medemensen vinden die hun kruis helpen dragen.
Laat ons bidden…

Voor ons en voor allen met wie wij in verbondenheid leven.
Dat het vieren van dit Laatste Avondmaal ons sterkt
om, zoals Jezus, lief te hebben tot het uiterste toe.
Laat ons bidden…

Voor onze dierbare overledenen, met name voor…
Laat ons bidden…

Almachtige, eeuwige God,
uw Zoon gaf ons deze avond
een bewijs van zijn liefde tot het uiterste
in het mysterie van zijn Lichaam en Bloed
en in de nederige dienst aan zijn leerlingen.
Wij bidden U: laat ons dit mysterie van ons geloof
steeds trouw en dankbaar vieren,
opdat wij Hem ook altijd navolgen
in liefdevolle dienstbaarheid. Door Christus onze Heer.


Palmzondag 24 maart 2024

Palmliturgie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus (Mc. 11,1-10)

Toen Jezus en zijn leerlingen Jeruzalem naderden, in de richting van Betfage en Betanië op de olijfberg, zond Hij twee van zijn leerlingen uit met de opdracht: „Gaat naar het dorp daar vóór u, en bij uw binnenkomst is het eerste dat ge zult vinden een veulen dat vastgebonden staat en waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt dat los en brengt het hier. En als iemand u de aanmerking maakt: Wat doet ge daar? antwoordt dan: De Heer heeft het nodig maar Hij stuurt het spoedig weer hier terug.” Zij gingen weg en vonden een veulen vastgebonden aan een deur buiten op straat. Ze maakten het los, maar sommige mensen die daar in de buurt stonden riepen hun toe: „Wat doet ge daar, om zo maar dat veulen los te maken?” Ze antwoordden zoals Jezus hun had gezegd en de mensen lieten hen ongemoeid. Ze brachten het veulen bij Jezus, legden er hun mantels overheen en Hij ging er op zitten. Velen spreidden hun mantels op de weg uit, anderen groene takken die ze in het veld gehakt hadden. De mensen die Hem omstuwden, jubelden: „Hosanna; Gezegend de Komende in de naam des Heren; Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David! Hosanna in den hoge!”
Zo spreekt de Heer.

Eerste lezing uit de Profeet Jesaja (Jes. 50, 4-7)

God de Heer heeft mij de gave van het woord geschonken: ik versta het de ontmoedigden moed in te spreken. Elke morgen spreekt Hij zijn woord, elke morgen richt Hij het woord tot mij en ik luister met volle overgave. God de Heer heeft tot mij gesproken en Ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug bood ik, aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten, en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen: daarom zal ik niet beschaamd staan en zal ik geen spier vertrekken. Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden.
Woord van de Heer.

Antwoordpsalm uit psalm 11

Refrein: Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij?

Ze lachen met mij, allen die mij zien,
ze grijnzen en ze schudden met het hoofd.
Hij steunt toch op de Heer? Laat Die hem dan bevrijden,
Laat Die hem redden, als Hij hem bemint. Refrein

Een meute honden jaagt mij op,
een bende booswichten houdt mij omsingeld.
Mijn handen en mijn voeten hebben zij gewond,
mijn beenderen kan ik wel tellen. Refrein

Nu gapen zij mij aan en lachen zij mij uit,
nu delen zij mijn kleren onderling
en dobbelen om mijn gewaad.
Ach Heer, houd u niet ver van mij,
mijn steun, kom haastig om mij bij te staan. Refrein

Uw Naam zal ik verheerlijken onder mijn broeders,
voor heel het volk uw lof verkondigen:
Gij, dienaars van de Heer, verheerlijkt Hem,
heel het geslacht van Jakob, brengt Hem dank. Refrein

Tweede lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi (Fil. 2, 6-11)

Broeders en zusters, Hij, die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is. Opdat bij het noemen van zijn Naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde; en iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader: Jezus Christus is de Heer.
Woord van de Heer.

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus (Mc 14,1 – 15,47)

Over twee dagen was het feest van Pasen
en van het ongedesemde brood.
De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten
op welke manier zij Jezus door list zouden kunnen grijpen
en Hem ter dood zouden kunnen brengen.
Want ze dachten:
„Niet op het feest;
er mochten anders eens onlusten ontstaan onder het volk.”
Terwijl Jezus zich te Betanië bevond
in het huis van Simon de Melaatse
en daar aan tafel aanlag,
kwam er een vrouw met een albasten vaasje echte,
zeer dure nardusbalsem.
Zij brak het vaasje stuk en goot de inhoud uit over zijn hoofd.
Sommigen waren er verontwaardigd over en zeiden onder elkaar:
„Waar is die verkwisting van de balsem nu voor nodig geweest?
„De balsem had voor meer dan driehonderd denaries
verkocht kunnen worden ten bate van de armen.”
Toen zij tegen haar uitvoeren sprak Jezus:
„Laat haar met rust.
„Waarom valt ge haar lastig?
„Het is toch goed werk dat zij aan Mij heeft gedaan.
„Armen hebt gij altijd in uw midden
en gij kunt hun weldoen wanneer ge maar wilt;
maar Mij hebt gij niet altijd.
„Zij heeft gedaan wat in haar macht was;
zij heeft mijn lichaam op voorhand gezalfd
met het oog op mijn begrafenis.
„Voorwaar, Ik zeg u:
waar ook ter wereld
de Blijde Boodschap verkondigd zal worden,
zal tevens ter herinnering aan haar
verhaald worden wat zij gedaan heeft.”
Hierop ging Judas Iskariot, een van de twaalf,
naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren.
Dezen waren blij toen ze dat hoorden en beloofden hem geld.
Hij zocht naar een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.

Op de eerste dag van het ongedesemde brood,
de dag waarop men het paaslam slacht,
zeiden zijn leerlingen tot Hem:
„Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen
zodat Gij het paasmaal kunt houden?”
Hij zond daarop twee van zijn leerlingen uit met de opdracht:
„Gaat naar de stad
en daar zult ge een man tegenkomen
die een kruik water draagt;
volgt hem
en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat:
De Meester Iaat vragen:
Waar is de zaal voor Mij
waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?
„Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien
met rustbedden en van al het nodige voorzien;
maakt daar alles voor ons klaar.”
De leerlingen vertrokken,
gingen de stad binnen,
vonden alles zoals Hij het hun gezegd had
en maakten het paasmaal gereed.
Toen de avond gevallen was kwam Hij met de twaalf.
Terwijl zij aan tafel aanlagen
en de maaltijd aan de gang was zei Jezus:
„Voorwaar, Ik zeg u:
een van u zal mij overleveren,
een die met Mij eet.”
Droefheid maakte zich van hen meester
en zij begonnen, de een na de ander Hem te vragen:
„Ik ben het toch niet?”
Hij antwoordde hun:
„Een van de twaalf, die met Mij de schotel doopt.
„Wel gaat de Mensenzoon heen zoals van Hem geschreven staat,
maar wee de mens
door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd !
„Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was,
die mens!”
Onder de maaltijd nam Jezus brood,
sprak de zegen uit,
brak het en gaf het hun, met de woorden:
„Neemt,
dit is mijn lichaam.”
Daarna nam Hij de beker
en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe
en zij dronken allen daaruit.
En Hij sprak tot hen:
„Dit is mijn bloed van het Verbond,
dat vergoten wordt voor velen.
„Voorwaar, Ik zeg u:
Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt
tot op de dag waarop Ik het, nieuw
zal drinken in het Koninkrijk van God.”
Nadat zij de lofzang gezongen hadden gingen zij naar de Olijfberg.

Toen sprak Jezus tot hen:
„Allen zult gij ten val komen,
want er staat geschreven:
Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden.
„Maar na mijn verrijzenis zal Ik u voorgaan naar Galilea.”
Toen zei Petrus:
„Al komen allen ten val, ik zeker niet.”
Jezus antwoordde hem:
„Voorwaar, Ik zeg u nog heden,
nog deze nacht,
voordat de haan tweemaal kraait
zult juist gij Mij driemaal verloochenen.”
Maar met nog meer nadruk verzekerde Petrus:
„Al moest ik met U sterven,
in geen geval zal ik U verloochenen.”
In diezelfde geest spraken allen.
Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette.
Daar zei Hij tot zijn leerlingen:
„Blijft hier zitten terwijl Ik bid.”
Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen.
Hij sprak tot hen:
„Ik ben bedroefd tot stervens toe.
„Blijft hier en waakt.”
Nadat Hij een weinig verder was gegaan
wierp Hij zich ter aarde
en bad dat dit uur, als het mogelijk was,
aan Hem mocht voorbijgaan.
„Abba, Vader,”
– zo bad Hij –
„voor U is alles mogelijk;
Iaat deze beker Mij voorbijgaan.
„Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.”
Toen ging Hij terug en vond hen in slaap;
en Hij sprak tot Petrus:
„Simon, slaapt ge?
„Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken?
„Waakt en bidt
dat gij niet op de bekoring ingaat.
„De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak.”
Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden.
En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap
want hun oogleden waren zwaar;
ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden.
Toen Hij voor de derde maal terugkwam sprak Hij tot hen:
„Slaapt dan maar door en rust uit.
„Het is zover,
het uur is gekomen;
zie, de Mensenzoon
wordt overgeleverd in de handen van de zondaars.
„Staat op, laten we gaan:
mijn verrader is nabij.”
Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas,
een van de twaalf,
vergezeld van een bende met zwaarden en knuppels,
gestuurd door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten.
Zijn verrader had een teken met hen afgesproken door te zeggen:
„Die ik zal kussen Hij is het;
grijpt Hem vast en voert Hem onder strenge bewaking weg.”
Hij ging recht op Jezus af en zei:
„Rabbi !”
En hij kuste Hem.
Zij grepen Hem en maakten zich van Hem meester.
Maar een van die er bij stonden trok zijn zwaard
en sloeg met één houw de knecht van de hogepriester het oor af.
Daarna richtte Jezus zich tot hen met de woorden:
„Als tegen een rover
zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels
om Mij gevangen te nemen.
„Dagelijks gaf Ik onderricht bij u in de tempel
en toch hebt ge Mij niet gegrepen.
„Maar zo moesten de Schriften in vervulling gaan.”
Toen lieten allen Hem in de steek en namen de vlucht.
Toch ging een jongeman
die een linnen doek om het blote lichaam had geslagen
Hem achterna.
Ze grepen hem,
maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.
Men bracht Jezus naar de hogepriester,
waar alle hogepriesters,
oudsten en schriftgeleerden bijeenkwamen.
Petrus volgde Hem op een afstand
tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester
en nam plaats onder het dienstvolk
om zich bij het vuur te warmen.
De hogepriesters en het hele Sanhedrin
zochten naar een getuigenis tegen Jezus
om Hem ter dood te kunnen brengen,
maar zij vonden er geen.
Wel brachten velen valse getuigenissen tegen Hem in
maar hun getuigenissen stemden niet overeen.
Toen traden enige valse getuigen tegen Hem op die verklaarden:
„Wij hebben Hem horen zeggen:
Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken
en in drie dagen een andere opbouwen
die niet door mensenhanden is gemaakt.”
Maar ook daaromtrent was hun getuigenis niet eensluidend.
Toen stond de hogepriester in hun midden op
en hij vroeg aan Jezus:
„Geeft Ge in het geheel geen antwoord?
„Wat getuigen deze mensen tegen U ?”
Maar Jezus bleef zwijgen en gaf volstrekt geen antwoord.
Daarop stelde de hogepriester Hem nog een vraag:
„Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?”
Jezus antwoordde:
„Ja, dat ben Ik:
en gij zult de Mensenzoon zien zitten
aan de rechterhand van de Macht
en komen met de wolken des hemels.”
Toen scheurde de hogepriester zijn gewaad en riep uit:
„Waartoe hebben wij nog getuigen nodig?
„Ge hebt de godslastering gehoord.
„Wat dunkt u?”
Allen spraken het vonnis uit dat Hij de dood verdiende.
Daarop begonnen sommigen Hem te bespuwen en,
na zijn gelaat bedekt te hebben,
Hem met de vuist te slaan terwijl ze zeiden:
„Wees nu eens profeet!”
Ook de knechten dienden Hem slagen toe.
Terwijl Petrus zich beneden op de binnenplaats bevond
kwam daar één van de dienstmeisjes van de hogepriester.
Toen zij Petrus zag die zich zat te warmen,
keek ze hem eens aan en zei:
„Jij was ook bij Jezus de Nazarener.”
Maar hij ontkende het:
„Ik weet niet, ik begrijp niet wat je bedoelt.”
En terwijl hij wegging naar het poortgebouw kraaide een haan.
Maar toen het meisje hem daar opmerkte,
verzekerde ze nog eens aan de omstanders:
„Die is er ook een van.”
Hij ontkende het opnieuw.
Even daarna zeiden de omstanders op hun beurt tot Petrus:
„Waarachtig, jij bent er ook een van;
je bent toch ook een Galileeër.”
Toen begon hij te vloeken en te zweren:
„Ik ken die man niet waarover jullie het hebben.”
Onmiddellijk daarop kraaide een haan voor de tweede keer.
Nu herinnerde Petrus zich hoe Jezus tot hem gezegd had:
Voordat een haan tweemaal kraait,
zult ge Mij driemaal verloochenen.
En hij barstte in tranen uit.)

In de vroege morgen kwamen zij tot een besluit:
de hogepriesters met de oudsten en schriftgeleerden,
heel het Sanhedrin.
Zij boeiden Jezus,
voerden Hem weg
en leverden Hem uit aan Pilatus.
Pilatus stelde Hem de vraag:
„Zijt Gij de koning der Joden?”
Hij antwoordde hem:
„Gij zegt het.”
Toen de hogepriesters vele beschuldigingen tegen Hem inbrachten
ondervroeg Pilatus Hem weer en zei:
„Geeft Gij in het geheel geen antwoord?
„Zie eens wat voor beschuldigingen ze tegen U inbrengen.”
Maar Jezus gaf volstrekt geen antwoord meer,
zodat Pilatus verbaasd was.

Nu was hij gewoon bij elk feest één gevangene vrij te laten,
degene om wie zij vroegen.
Er zat juist een zekere Barabbas gevangen onder de oproermakers;
zij hadden bij het oproer een moord begaan.
Het volk kwam opzetten en begon te vragen
dat hij voor hen zou doen zoals altijd.
Pilatus antwoordde daarop met de vraag:
„Wilt ge dat ik de koning der Joden zal vrijlaten?”
Hij zag wel in dat de hogepriesters Hem
uit nijd overgeleverd hadden.
Maar de hogepriesters hitsten het volk op
te vragen dat hij toch liever Barabbas moest vrijlaten.
Nu nam Pilatus weer het woord en vroeg hun:
„Wat moet ik dan doen met Hem
die gij de koning der Joden noemt?”
Nu schreeuwden ze opnieuw:
„Kruisig Hem !”
Daarop vroeg Pilatus hun:
„Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?”
Maar zij schreeuwden nog harder:
„Kruisig Hem !”
Omdat Pilatus het volk zijn zin wilde geven
liet hij Barabbas vrij,
maar Jezus liet hij geselen
en gaf Hem over om gekruisigd te worden.
Nu brachten de soldaten Hem het paleis binnen,
dat wil zeggen het pretorium,
en riepen de hele afdeling bij elkaar.
Ze hingen Hem een purperen kleed om,
vlochten een doornenkroon en zetten Hem die op.
Vervolgens gingen zij Hem het saluut brengen:
„Gegroet, koning der Joden.”
Zij sloegen Hem met een rietstok op het hoofd,
bespuwden Hem
en brachten Hem hulde door op de knieën te vallen.
Nadat zij hun spel met Hem gedreven hadden
ontdeden zij Hem van het purperen kleed,
trokken Hem zijn eigen kleren aan
en voerden Hem weg om Hem te kruisigen.
Zij vorderden een voorbijganger die van het veld kwam,
Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus,
tot het dragen van zijn kruis.
Zo brachten ze Hem naar de plaats Golgota,
wat vertaald wordt met schedelplaats.
Daar boden ze Hem met mirre gekruide wijn aan,
maar Hij weigerde.
Nadat ze Hem gekruisigd hadden
verdeelden ze zijn kleren
en dobbelden om wat ieder krijgen zou.
Het was het derde uur toen ze Hem kruisigden.
Het opschrift met de reden van zijn veroordeling luidde:
De koning der Joden.
Samen met Hem kruisigden ze ook twee rovers,
de een rechts de ander links van Hem.
Zo ging in vervulling dit Schriftwoord:
Hij is onder de booswichten gerekend.
Voorbijgangers hoonden Hem
terwijl ze het hoofd schudden en zeiden:
„Ha, Gij daar
die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt,
kom van het kruis af en red U zelf.”
In dezelfde geest zeiden de hogepriesters en de schriftgeleerden
spottend onder elkaar:
„Anderen heeft Hij gered
maar zichzelf kan Hij niet redden.
„Die Messias, die koning van Israël,
Iaat Hem nu van het kruis afkomen;
dan zullen we zien en geloven !”
Zelfs die samen met Hem gekruisigd waren
voegden Hem beschimpingen toe.

Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land,
tot aan het negende uur toe.
En op het negende uur riep Jezus met luider stem:
„Eloï, Eloï, lama sabaktani !”
Dit is vertaald:
Mijn God, mijn God,
waarom hebt Gij Mij verlaten?
Enkele omstanders die het hoorden zeiden:
„Hoor, Hij roept Elia.”
Een van hen ging een spons halen,
drenkte die in zure wijn,
stak hem op een rietstok
en bood Hem te drinken terwijl hij zei:
„Laat me begaan
„We willen eens zien of Elia Hem er af komt halen.”
Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.
hier knielen allen gedurende enige tijd
Toen scheurde het voorhangsel van de tempel
van boven tot onder in tweeën.
De honderdman die tegenover Hem post had gevat en zag
dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven riep uit:
„Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.”

Er stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken;
onder hen bevonden zich Maria Magdalena,
Maria, de moeder van Jakobus de jongere
en van Joses, en Salóme.
Zij waren Hem in de tijd dat Hij in Galilea verbleef
gevolgd om voor Hem te zorgen;
verder nog vele andere vrouwen
die met Hem naar Jeruzalem gekomen waren.
Het was al avond geworden
en het was Voorbereiding,
dat wil zeggen de dag voor de sabbat.
Jozef van Arimatéa,
een vooraanstaand lid van de Hoge Raad,
die zelf ook in de verwachting van het Rijk Gods leefde,
waagde het daarom naar Pilatus te gaan
en te vragen om het lichaam van Jezus.

Pilatus stond er verwonderd over dat Hij reeds dood zou zijn;
hij liet dan ook de honderdman roepen
en vroeg hem of Hij al gestorven was.
Nadat hij door de honderdman op de hoogte was gebracht
stond hij welwillend het lijk aan Jozef af.
Deze kocht een lijnwaad,
nam Hem van het kruis
en wikkelde Hem in het lijnwaad.
Daarop legde hij Hem in een graf
dat in de rots was uitgehouwen
en rolde een steen voor de ingang ervan.
Maria Magdalena en Maria de moeder van Joses
zagen toe waar Hij werd neergelegd.

Voorbede Martinuskerk

Laten wij bidden tot God onze Vader.

Voor allen die leiding geven aan de Kerk,
dat zij in deze Goede Week met grote liefde
het lijden en sterven van Jezus gedenken.
Laat ons bidden…

Voor ons allen.
Dat het palmtakje dat wij vandaag met ons dragen,
een teken mag zijn dat wij ook in deze tijd
als echte vrienden van Jezus willen leven.
Laat ons bidden…

Voor mensen die het geloof in Jezus hebben verloren.
Dat zij de weg naar Hem terug moge vinden.
Laat ons bidden…

Voor al onze zieken
en voor allen die om ons gebed hebben gevraagd.
We bidden ook voor onze dierbare overledenen,
vandaag met name voor…

Almachtige eeuwige God,
doe ons beseffen hoe groot uw liefde is voor ieder van ons
en dat Gij met ons zijt
nu wij de kwetsbaarheid van ons bestaan ervaren.
Versterk ons geloof en onze hoop
zodat wij ons vol vertrouwen overgeven
aan uw vaderlijke voorzienigheid.
Door Christus onze Heer.

Voorbede familieviering in Nijnsel en in Breugel

Laten wij bidden tot God onze Vader.

Met palmtakken werd Jezus binnengehaald.
Wij bidden voor de kinderen en de grote mensen,
die maar zelden worden toegejuicht, of aangemoedigd,
om het goede wat zij doen.
Laat ons bidden…
Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons.

Jezus is een Koning voor de kinderen.
Bidden wij voor iedereen,
dat wij niet de baas willen spelen over anderen,
maar dat we samenwerken en van elkaar houden
Laat ons bidden…
Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons.

Jezus is de Koning van de liefde.
Bidden wij voor de mensen die nooit liefde hebben gekend.
Dat zij ook geluk vinden in mensen om hen heen.
Laat ons bidden…
Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons.

Bidden wij voor de mensen die om ons gebed hebben gevraagd.
en voor allen die ziek zijn.
Dat God hen zal helpen.
En voor de mensen die zijn gestorven.
Dat ze thuis mogen zijn bij God in de hemel.

Vandaag bidden we met name voor…
Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons.


5e ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD 16 en 17 MAART 2024

EERSTE LEZING Jer., 31, 31-34

Uit de Profeet Jeremia

Er komt een tijd – godsspraak van de Heer- dat ik met Israël een nieuw verbond sluit. Geen verbond zoals ik met hun voorvaderen gesloten heb, toen ik hen bij de hand heb genomen om hen uit Egypte te leiden. Want dat verbond hebben zij verbroken, ofschoon ik hun meester was – godsspraak van de Heer -. Dit is het nieuwe verbond dat ik in de toekomst met Israël sluit: Ik leg mijn wet in hun binnenste, ik grif ze in hun hart. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Dan hoeft niemand een ander nog voor te houden: Leer de Heer kennen. Want iedereen, groot en klein kent mij dan – godsspraak van de Heer -. Dan vergeef ik hun misstappen, ik denk niet meer aan hun zonden.
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 51

Refrein: Schep in mij een zuiver hart, mijn God.

God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden. refrein

Schep in mij een zuiver hart, mijn God,
geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn,
neem uw heilige Geest niet van mij weg. refrein

Geef mij weer de weelde van uw zegen,
maak mij sterk in edelmoedigheid.
Dan zal ik de dwalenden uw wegen Ieren,
alle schuldigen terugvoeren tot U. refrein

TWEEDE LEZING Hebr., 5, 7-9

Uit de brief aan de Hebreeën

Broeders en zusters, In de dagen van het sterfelijk leven heeft Christus onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: hoewel Hij Gods Zoon was heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; en toen Hij het einde had bereikt is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwig heil.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Joh., 12, 20-33

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

Onder degenen die bij gelegenheid van het feest optrokken ter aanbidding waren ook enige Grieken. Deze nu klampten Filippus van Betsaïda in Galilea aan en vroegen hem: “Heer, wij zouden Jezus graag spreken.” Filippus ging het aan Andreas vertellen en tenslotte brachten Andreas en Filippus de boodschap aan Jezus over. Jezus echter antwoordde hun: “Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt blijft hij alleen; maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint verliest het; maar wie zijn leven in deze wereld haat zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient zal de Vader hem eren. Nu is mijn ziel ontroerd. Wat moet Ik zeggen? “Vader, red Mij uit dit uur? “ Maar daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen. “Vader, verheerlijk uw Naam.” Toen kwam er een stem vanuit de hemel: “Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.” Het volk dat er bij stond te luisteren zei dat het gedonderd had. Anderen zeiden: “Een engel heeft tot Hem gesproken.” Maar Jezus sprak: “Niet om Mij was die stem maar om u. Nu heeft er een oordeel over de wereld plaats, nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen; en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven zal Ik allen tot Mij trekken.” Hiermee duidde Hij aan welke dood Hij zou sterven.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Bidden wij tot God onze Vader,
die met ons een nieuw verbond gesloten heeft
in zijn Zoon Jezus Christus.

Voor onze parochiegemeenschap op weg naar Pasen.
Om moed en kracht om te leven
vanuit het geloof van ons doopsel
Dat wij in deze veertigdagentijd God en de naaste dienen.
Laat ons bidden…

Voor allen die in onze samenleving
verantwoordelijkheid dragen in politiek en bestuur.
Dat zij ons voorgaan in de beleving van de dienstbaarheid
en eerbied tonen voor ieder mens.
Laat ons bidden…

Voor christenen wereldwijd.
Dat zij in de opgang naar Pasen
steeds meer gaan leven in verbondenheid met de Mensenzoon.
Dat zij, zoals de graankorrel, openbreken
en rijke vruchten voortbrengen van geloof, hoop en liefde.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken,
thuis, in ziekenhuis, verpleeghuis of bijna thuis huis.
Bidden we voor onze dierbare overledenen, vandaag met name voor….

Leggen we in een moment van stilte aan God voor,
wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

God, onze Vader, doe ons in geloof opzien naar uw Zoon
die als graankorrel in de aarde is gestorven en verrezen.
Geef ons, zijn leerlingen,
de kracht ons kruis van alle dag te dragen
en Hem te volgen,
opdat wij eens mogen delen in de vreugde van zijn verrijzenis.
Door Christus onze Heer.


4e ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD ZONDAG LAETARE 9 en 10 MAART 2024

EERSTE LEZING 2 Kron., 36, 14-16. 19-23

Uit het tweede Boek Kronieken

In die dagen maakten ook al de voornaamste priesters en het volk zich herhaaldelijk schuldig aan de gruweldaden der heidenen en ontheiligden de tempel van Jeruzalem die aan de Heer gewijd was. En de Heer, de God van hun voorvaderen stuurde al maar gezanten naar hun toe, want Hij had medelijden met zijn volk en met zijn woning. Maar zij verachtten Gods gezanten, spotten met hun boodschap en maakten zich vrolijk over de profeten zodat tenslotte de toorn des Heren wel genadeloos moest losbarsten over het volk. De koning der Chaldeeën liet de tempel in brand steken en de muur van Jeruzalem afbreken en alle paleizen liet hij plat branden zodat alle kostbaarheden verloren gingen. Allen die aan het zwaard ontkomen waren liet hij in ballingschap wegvoeren naar Babel waar zij hem en zijn zonen als slaven moesten dienen tot het Perzische rijk aan de macht kwam. Zo ging de voorspelling in vervulling die de Heer bij monde van Jeremia gedaan had: “Zolang het land zijn sabbatjaren niet vergoed gekregen heeft zal het braak blijven liggen: zeventig jaar lang.” In het eerste regeringsjaar van Cyrus, de koning van Perzië, ging de voorspelling in vervulling die de Heer bij monde van Jeremia gedaan had: de Heer wekte de geest op van Cyrus, de koning van Perzië. Deze liet in heel zijn koninkrijk de volgende boodschap afkondigen en ook schriftelijk verspreiden: “Zo spreekt Cyrus, de koning van Perzië: De Heer, de God des Hemels heeft mij alle koninkrijken der aarde geschonken. Hij heeft mij opgedragen voor Hem te Jeruzalem in Juda een tempel te bouwen: laten allen onder u die tot het volk des Heren behoren onder de hoede van de Heer, hun God, terugkeren naar Jeruzalem.”
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 137

Refrein:
Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven
als ik aan u niet meer denk.

Wij zaten aan Babylons stromen en weenden denkend aan Sion;
En aan de wilgen die daar staan hingen de citers.

Onze ontvoerders vroegen gezangen, onze verdrukkers een vrolijk lied:
zingt ons van Sion !
Zouden wij dan van de Heer kunnen zingen hier in dit vreemde land?

Als ik, Jeruzalem, u ooit vergeet, moge mijn hand verlammen;
Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven als ik aan u niet meer denk;
Als ik Jeruzalem zou willen ruilen voor wat plezier.

TWEEDE LEZING Ef., 2, 4-10

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze

Broeders en zusters, God die rijk is aan erbarming, heeft wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad ons met Christus ten leven gewekt, hoewel wij dood waren door onze zonden; aan zijn genade dankt gij uw redding. En Hij heeft ons samen met Hem doen opstaan en zetelen in de hemelen, in Christus Jezus, om de naderbij komende Eeuwen de overgrote rijkdom van zijn genade te tonen door zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus. Ja, aan die genade dankt gij uw heil, door het geloof; niet aan uzelf: Gods gave is het; niet aan uw prestaties, niemand mag zich verhovaardigen. Gods werk zijn wij, geschapen in Christus Jezus om in ons leven de goede daden te realiseren die God voor ons al bereid heeft.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Joh., 3, 14-21

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

In die tijd sprak Jezus tot Nikodémus: “De mensenzoon moet omhoog worden geheven zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben. Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon Gods. Hierin bestaat het oordeel: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen beminden de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren. leder die slecht handelt heeft afschuw van het licht en gaat niet naar het licht toe, uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden. Maar wie de waarheid doet gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat zij in God zijn gedaan.”
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Laten we in vertrouwen bidden tot God:

Voor allen die zich christen noemen,
dat zij Christus daadwerkelijk navolgen.
Laat ons bidden…

Voor allen die het slachtoffer zijn
van een onrechtvaardig economisch bestel:
dat hun situatie wordt verbeterd
door een wereldwijde bewustwording en inzet.
Laat ons bidden…

Voor mensen die hun hart laten spreken,
die solidair zijn met hen die zwak zijn,
dat ze niet moe worden het goede te doen.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken,
thuis, in ziekenhuis, verpleeghuis of bijna thuis huis.
En bidden we voor onze dierbare overledenen, vandaag met name voor…

Leggen we in een moment van stilte aan God voor,
wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

God, Gij zijt rijk aan erbarming. U heeft ons lief.
Wij vragen U: help ons te leven in uw licht
zodat van onze daden mag blijken
dat zij in U zijn gedaan.
Door Christus onze Heer.


DERDE ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD 3 en 4 MAART 2024

EERSTE LEZING Ex., 20, 1-17

Uit het Boek Exodus

In die dagen sprak God al de woorden die hier volgen. “Ik ben de Heer uw God die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis. Gij zult geen andere goden hebben ten koste van mij. Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op aarde of in de wateren onder de aarde. Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen; want ik, de Heer uw God, ik ben voor hen die mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen tot het derde en vierde geslacht, maar voor hen die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht. “Gij zult de naam van de Heer uw God niet lichtvaardig gebruiken; want de Heer laat hen die zijn naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft. Denk aan de sabbat: die moet heilig voor u zijn. Zes dagen zult gij werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat voor de Heer uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten: gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, zelfs niet de vreemdeling die bij u woont. In zes dagen immers heeft de Heer de hemel, de aarde, de zee met al wat er in is gemaakt. Maar de zevende dag heeft hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt. “Eer uw vader en uw moeder. Dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt. Gij zult niet doden. Gij zult geen echtbreuk plegen. Gij zult niet stelen. Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen. Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.”
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM UIT PSALM 19
Refrein: Heer, uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.

De wet van de Heer is volkomen, zij sterkt de onzekere geest.
Zijn voorschriften zijn betrouwbaar, onwetenden maken zij wijs.

Rechtmatig zijn al zijn bevelen, bevredigend voor het gemoed.
Glashelder zijn zijn geboden, zij zijn een licht voor het oog.

Het woord van de Heer is eerlijk, het blijft in eeuwigheid waar.
Zijn uitspraken zijn waarachtig, rechtvaardig in iedere zaak.

Gezocht meer dan goud of juwelen, welsmakend als honingzeem.
Uw dienaar neemt ze ter harte, hij wordt er rijk voor beloond.

TWEEDE LEZING 1 Kor., 1, 22-25

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte

Broeders en zusters, Joden eisen wonderen, Grieken wijsheid. Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, , voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid; maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, is die Christus Gods kracht en Gods wijsheid. Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen en de zwakheid van God is sterker dan de mensen.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Joh., 2, 13-25

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

Toen het paasfeest der Joden nabij was ging Jezus op naar Jeruzalem. In de tempel trof Hij de verkopers aan van runderen, schapen en duiven en ook de geldwisselaars die daar zaten. Hij maakte van touwen een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en Hij wierp die omver. En tot de duivenhandelaars zei Hij: “Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!” Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat: De ijver voor Uw huis zal mij verteren. De Joden richtten zich tot Hem met de woorden: “Wat voor teken kunt Gij ons laten zien dat Gij dit doen moogt?” Waarop Jezus hun antwoordde: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.” Maar de Joden merkten op: “Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?” Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam. Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden in de schrift en in het woord dat Jezus gesproken had. Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen in zijn Naam te geloven bij het zien van de tekenen die Hij deed. Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen omdat Hij allen kende. Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.

Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Heer, uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Deze belofte indachtig willen wij bidden.

Voor Paus Franciscus en alle herders van de Kerk.
Om moed en daadkracht
om de wereldwijde gemeenschap van de Kerk
te reinigen van alles wat niet bijdraagt
aan een oprechte beleving van het evangelie.
Laat ons bidden…

Voor alle wetgevers van onze tijd.
Voor allen die over recht en gerechtigheid moeten oordelen.
Dat zij zich laten leiden door de woorden van God
die Mozes ons aanreikt.
Laat ons bidden…

Voor al onze medechristenen
die hun geloof niet in vrijheid kunnen beleven
of vervolgd worden om hun geloof.
Om bevrijding en vrijheid van godsdienst.
Laat ons bidden…

Voor hen die ziek zijn.
Voor onze dierbare overledenen.
Vandaag bidden we met name voor…

In stilte bidden we voor wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

Almachtige eeuwige God wij bidden U:
Schenk ons geloof in de Schrift
en in het woord dat uw Zoon tot ons gesproken heeft.
Aanvaard de eredienst die wij U brengen
in deze tempel die aan u is toegewijd.
Door Christus onze Heer.


TWEEDE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD 25/26 februari 2024

EERSTE LEZING Gen., 22. 1-2.9a. 10-13. 15-18

Uit het Boek Genesis

In die dagen gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem: “Abraham. ” En hij antwoordde: “Hier ben ik.” Hij zei: “Ga met Isaak, uw enige zoon, die gij liefhebt, naar het land van de Moria en draag hem daar op de berg die ik u zal aanwijzen als brandoffer op.”, Toen zij de plaats bereikt hadden die God hen had aangewezen bouwde Abraham daar een altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, boven op het hout. Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden, riep de engel van de Heer hem van uit de hemel toe: “Abraham, Abraham!” En hij antwoordde: “Hier ben ik.” Hij zei: “Raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets ! Ik weet nu dat gij God vreest want gij hebt mij uw enige Zoon niet willen onthouden.” Abraham keek om zich heen en bemerkte een ram, die met zijn horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op, in plaats van zijn zoon. Toen riep de engel van de Heer voor de tweede maal uit de hemel tot Abraham en zei: “Bij mijzelf heb ik gezworen – spreekt de Heer- omdat gij dit gedaan hebt en mij uw eigen zoon niet hebt onthouden, daarom zal ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen talrijker maken dan de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten. Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde omdat gij naar mij hebt geluisterd.”

Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 116
Refrein: Ik mag weer leven onder Gods oog in ‘t land van de levenden.

Ik bleef vertrouwen, al zei ik: ik ben gebroken van smart;
Want kostbaar is in de ogen des Heren, het leven van wie Hem vereert.

O Heer, ik ben uw dienaar, uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd,
Gij hebt mijn boeien geslaakt.
Met offers zal ik U loven, de Naam van de Heer roep ik aan.

Ik zal mijn geloften volbrengen waar heel zijn volk het ziet.
Op ‘t voorplein van uw tempel, in u, Jeruzalem.

TWEEDE LEZING Rom., 8, 31b-34

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome

Broeders en zusters, indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard: voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken ? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God die rechtvaardigt? Wie zal hen veroordelen ? Christus Jezus misschien, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit?
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Mc., 9, 2-10

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg waar zij geheel alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen bleker ter wereld maken kan. Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus. Petrus nam het woord en zei tot Jezus: “Rabbi, het is goed dat we hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.” Hij wist niet goed wat hij zei, want ze waren allen geheel verbluft. Een wolk kwam hen overschaduwen en uit die wolk klonk een stem: “Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, luistert naar Hem.” Toen ze rondkeken, zagen ze plotseling niemand anders bij hen dan alleen Jezus. Onder het afdalen van de berg verbood Jezus hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan. Zij hielden het inderdaad voor zich, al vroegen zij zich onder elkaar af wat dat opstaan uit de doden mocht betekenen.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Met Petrus, Jakobus en Johannes
keren wij ons biddend tot God onze Vader:

Voor alle christenen op weg naar Pasen.
Dat zij de moed en de kracht ontvangen
hun leven te richten naar Gods woord.
Laat ons bidden…

Voor allen die verantwoordelijkheid dragen in politiek en maatschappij.
Dat zij niet bedacht zijn op eigen eer of voordeel
maar hun talenten dienstbaar
maken aan het algemeen welzijn
en de opbouw van een rechtvaardige samenleving.
Laat ons bidden…

Voor onze parochiegemeenschap.
Dat wij in de opgang naar Pasen steeds meer
gaan leven in verbondenheid met de Mensenzoon
die uit de doden is opgestaan.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken
en voor allen die om ons gebed hebben gevraagd.
We bidden ook voor onze dierbare overledenen,
vandaag met name voor…

In een moment van stilte bidden we voor onze eigen intenties
Laat ons bidden…

God, Gij hebt op de berg
Jezus geopenbaard als uw Zoon, uw Welbeminde,
en ons opgeroepen naar Hem te luisteren.
Wij smeken U: dat Hij die nu gezeten is aan uw rechterhand,
voor ons ten beste spreekt bij U.
Hij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen.


EERSTE ZONDAG VAN DE VEERTIGDAGENTIJD 17/18 FEBRUARI 2024

Eerste lezing Gen., 9, 8-15

Uit het Boek Genesis

Dit zei God tot Noach en zijn zonen: “Nu ga ik mijn verbond aan met u en met uw nageslacht en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, met al wat uit de ark is gekomen, al het gedierte van de aarde. Ik ga met u een verbond aan dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.” En God zei: “Dit is het teken van het Verbond dat ik instel tussen mij en u en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten. Ik zet mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. Wanneer ik op de aarde de wolken samenpak en de boog in de wolken zichtbaar wordt, dan zal ik denken aan het verbond tussen mij en u en alle levende wezens; alles wat leven heeft. De wateren zullen nooit meer zwellen tot een vloed om al wat leeft te verdelgen.”
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 25

Refrein: De wegen van God zijn goed en betrouwbaar.

Wijs mij uw wegen, Heer, leer mij uw paden kennen.
Leid mij volgens uw woord, want Gij zijt mijn God en Verlosser.
Refrein

Gedenk uw barmhartigheid, Heer, uw altijd geschonken ontferming.
Herinner u niet het kwaad van mijn jeugd; maar denk aan mij met erbarmen.
Refrein

De Heer is goed en rechtschapen, daarom wijst Hij zondaars de weg.
Hij leidt de geringe langs eerzame paden,
Hij leert de eenvoudige wat hij moet doen.
Refrein

Tweede lezing 1 Petr., 3, 18-22

Uit de eerste brief van de heilige apostel Petrus

Broeders en zusters, Christus is eens voor al gestorven voor de zonden – de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen – om ons tot God te brengen. Gedood naar het vlees werd Hij ten leven gewekt naar de geest. Zo ging Hij heen en predikte voor de geesten in de kerker, die eertijds, in de dagen dat Noach de ark bouwde, weerspannig waren geweest, terwijl God in zijn lankmoedigheid geduld oefende. In de ark bleven slechts enkelen, niet meer dan acht personen behouden te midden van het water. Dit was een voorafbeelding van het doopwater waardoor gij nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid maar de verbintenis met God van een goed geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus die ten hemel gevaren zetelt aan Gods rechterhand, nadat engelen en machten en krachten aan Hem onderworpen zijn.
Zo spreekt de Heer.

Evangelie Mc 1,12-15

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

In die tijd dreef de Geest Jezus naar de woestijn. Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten. Nadat Johannes was gevangen genomen ging Jezus naar Galilea en verkondigde Gods Blijde Boodschap. Hij zei: „De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Zo spreekt de Heer.

Voorbede

God leeft met ons mee. Wij mogen ons altijd tot Hem keren.
In dat vertrouwen willen wij bidden.

Voor alle christenen op weg naar Pasen.
Dat zij naar het voorbeeld van Noach hun leven richten op God
en trouw blijven aan het verbond met Hem.
Laat ons bidden…

Voor allen die werken aan een rechtvaardige wereld
naar Gods bedoeling.
Dat ze volharden in hun inzet.
Laat ons bidden…

Voor allen die het verbond met God verbroken hebben;
die in hun eigen leven gevangen zitten.
Dat in deze voorbereiding op Pasen hun hart mag opengaan
voor Gods liefde en vrede.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken
en voor allen die om ons gebed hebben gevraagd.
We bidden ook voor onze dierbare overledenen,
vandaag met name voor…

In stilte leggen we onze eigen vragen en noden voor aan God
Laat ons bidden…

God, Vader, verhoor onze gebeden.
Kerk en wereld hebben nood aan uw vrede en gerechtigheid.
Wees ons allen nabij in Jezus Christus,
uw Zoon en onze Heer.


ASWOENSDAG 14 FEBRUARI 2024

EERSTE LEZING Joël 2, 12-18

Uit de profeet Joel.
Zo spreekt God de Heer: Keert tot mij terug, van ganser harte, met vasten, geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw kleren, keert terug tot de Heer uw God, want genadig is Hij en barmhartig, lankmoedig en vol liefde, en Hij heeft spijt over het onheil. Wie weet, keert Hij terug en krijgt Hij spijt en laat dan zegen achter zich, een meeloffer en een plengoffer voor de Heer uw God. Blaast de bazuin op Sion, kondigt een heilige vastentijd af, roept een plechtige bijeenkomst bijeen. Verzamelt het volk, belegt een heilige bijeenkomst, brengt de oudsten samen en verzamelt ook de kinderen en de zuigelingen; laat de bruidegom zijn kamer verlaten en de bruid haar bruidsvertrek. Laat tussen de voorhal en het altaar de priesters, die de dienst van de Heer verrichten, wenen en zeggen: Spaar uw volk, Heer, laat niet met uw erfdeel spotten, laat niet de heidenen het overheersen. Moet men onder de volken zeggen: Waar blijft dan hun God? Toen is de Heer voor zijn land opge-komen en heeft Hij zijn volk gespaard. Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 51

Refrein: God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.

God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden. refrein

Ik erken dat ik misdreven heb,
altijd heb ik mijn vergrijp voor ogen.
Jegens U alleen heb ik gezondigd,
wat U tegenstaat heb ik gedaan. refrein

Schep in mij een zuiver hart, mijn God,
geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn,
neem uw heilige Geest niet van mij weg. refrein

Geef mij weer de weelde van uw zegen,
Maak mij sterk in edelmoedigheid.
Hee4r, maak Gij mijn lippen los,
dat mijn mond uw lof kan zingen. refrein

TWEEDE LEZING 2 Kor. 5, 20 – 6, 2

Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.

Broeders en zusters, wij zijn gezanten van Christus, God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen! Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden. Als Gods medewerkers sporen wij u aan: zorg dat ge zijn genade niet tevergeefs ontvangt. Hij zegt immers: Op de gunstige tijd heb Ik u verhoord, op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen. Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil.

Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Mt.6, 1-6.16-18

Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Denkt er om: beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen om de aandacht te trekken; anders hebt gij geen recht op loon bij uw Vader die in de hemel is. Wanneer gij dus een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat, opdat zij door de mensen geprezen worden. Voorwaar Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Als gij een aalmoes geeft, laat uw linkerhand dan niet weten, wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgene blijve en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. Wanneer gij bidt, gedraagt u dan niet als de schijnheiligen, die graag in de synagogen en op de hoeken van de straten staan te bidden om op te vallen bij de mensen; voorwaar Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen! Maar als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bidt tot uw Vader die in het verborgene is en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. Wanneer gij vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen; zij verstrakken hun gezicht om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als gij vast, zalft dan uw hoofd en wast uw gezicht, om niet aan de mensen te laten zien dat gij vast, maar vast voor uw Vader die in het verborgene is en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Laten wij bidden tot God onze Vader:

Voor alle christenen die vandaag een begin maken
met de Veertigdaagse voorbereiding op Pasen.
Dat het een tijd mag zijn van bezinning en bekering.
Dat wij als nieuwe mensen het feest van Pasen mogen vieren.
Laat ons bidden…

Voor alle mensen in onze wereld
die het niet stil kunnen maken in hun leven,
die opgeslokt worden door de drukte en het lawaai van de wereld.
Dat zij in deze Veertigdagentijd bij God rust en vertroosting vinden.
Laat ons bidden…

Voor ons persoonlijk.
Dat deze Veertigdagentijd ons moed en de kracht schenkt
om ook zelf werken van barmhartigheid te verrichten.
Dat wij Gods liefde zichtbaar maken
door een leven van gebed, soberheid en naastenliefde.
Laat ons bidden…

Heer, schenk uw Geest van troost en sterkte
aan allen die lijden of ziek zijn;
Geef het eeuwige leven aan al onze dierbare overledenen.
Vandaag bidden we met name voor…

Bidden we in stilte voor onze persoonlijke intenties
Laat ons bidden…

Genadige en barmhartige God,
wij bidden U: vervul uw belofte,
nu wij in deze boetetijd tot U terugkeren:
spaar uw volk en vergeef het zijn zonden.
Door Christus onze Heer.


ZESDE ZONDAG DOOR HET JAAR 10 en 11 februari 2024

EERSTE LEZING Lev., 13, 1-2. 45-46

Uit het boek Leviticus

De Heer sprak tot Mozes “Heeft iemand een gezwel, uitslag of een vlek op zijn huid en gaat het lijken op huidziekte, dan moet men hem bij de priester Aäron of bij een priester van diens geslacht brengen. Degene die aan huidziekte lijdt moet in gescheurde kleren lopen en zijn haren los laten hangen; Hij moet zijn baard bedekken en roepen: Onrein, onrein! Zolang de ziekte duurt is hij onrein; hij moet apart wonen en buiten het kamp blijven.”
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 32

Refrein:
Mijn toevlucht zijt Gij, mijn redder in nood,
Gij hult mij in voorspoed en vreugde.

Gelukkig degene wiens fout werd vergeven,
wiens zonde door God werd bedekt.
Gelukkig de mens die geen schuld heeft bij God,
wiens hart geen misdaad verbergt. Refrein

Toen heb ik mijn zonde beleden voor U,
mijn schuld niet langer ontkend.
Ik sprak: voor de Heer beken ik mijn fout;
toen hebt Gij mijn zonde vergeven. Refrein

Want talrijke rampen treffen de zondaar,
maar God beschermt die vertrouwen op Hem.
Weest blij in de Heer, alle vromen,
verheugt u en jubelt, oprechten van hart. Refrein

TWEEDE LEZING 1 Kor., 10,31-11, 1

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte

Broeders en zusters, of gij dus eet of drinkt, of wat gij ook doet, doet alles ter ere Gods. Geeft geen aanstoot, noch aan Joden noch aan Grieken noch aan Gods kerk; ook ik tracht allen zoveel mogelijk ter wille te zijn en ik zoek niet mijn eigen voordeel maar dat van de gemeenschap, opdat allen gered worden. Weest mijn navolgers zoals ik het ben van Christus.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Mc., 1, 40-45

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

In die tijd kwam er eens een melaatse bij Jezus die op zijn knieën viel en Hem smeekte: “Als Gij wilt kunt Gij mij reinigen.” Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit, raakte hem aan en sprak tot hem: “Ik wil, word rein.” Terstond verdween de melaatsheid en was hij gereinigd. Terwijl Hij hem wegstuurde vermaande Hij hem met klem: “Zorg ervoor dat ge aan niemand iets zegt, maar ga u laten zien aan de priester en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft voorgeschreven, om ze het bewijs te leveren.” Eenmaal vertrokken begon de man zijn verhaal overal in het openbaar te vertellen en ruchtbaarheid aan de zaak te geven, met het gevolg dat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten op eenzame plaatsen verbleef. Toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Bidden wij vol vertrouwen tot God onze Vader.

Voor de gemeenschap van de Kerk.
Dat Gods liefde alle gelovigen één maakt
en hen steeds weer bemoedigt en inspireert.
Laat ons bidden…

Voor allen die leven in onzekerheid en twijfel.
Voor de verstoten mensen van vandaag:
verslaafden, daklozen, asielzoekers
en voor allen voor wie er zo weinig aandacht is in onze samenleving.
Wij bidden voor hen om geloof, hoop en liefde.
Laat ons bidden…

Voor allen die teleurgesteld zijn over het afbreken van de formatie,
voor allen die zich zorgen maken over hun toekomst.
Dat ze de moed niet verliezen en hoop houden.
Laat ons bidden…

Bidden we voor onze zieken,
thuis, in ziekenhuis, verpleeghuis of bijna thuis huis.
Bidden we voor onze dierbare overledenen, vandaag met name voor…

Leggen we in een moment van stilte aan God voor,
wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

Goede God, uw Zoon ging weldoende rond.
Wij bidden U om erbarmen
voor allen die onder lijden gebukt gaan:
genees hen naar lichaam en geest,
zodat zij overal uw lof verkondigen.
Door Christus onze Heer.


VIJFDE ZONDAG DOOR HET JAAR 3 en 4 FEBRUARI 2024

EERSTE LEZING Job, 7, 1-4. 6-7

Uit het boek Job

Job sprak: Moet de mens niet zwoegen op aarde, dagen maken van een dagloner? Hij snakt naar schaduw, ziet verlangend uit naar betaling. Zo ken ik vruchteloze maanden en nachten lang van getob. ‘s Avonds denk ik: wanneer wordt het morgen? en ‘s morgens: wanneer wordt het avond? En zolang het licht is ben ik ziek van onrust. Mijn dagen verschieten sneller dan een weversspoel, ze lopen af, de draad is ten einde. Bedenk dat mijn leven een ademtocht is, dat mijn ogen het geluk niet meer zullen zien.
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 147

Refrein: Prijst nu de Heer, gebroken harten geneest Hij weer.

Prijst nu de Heer, het is goed Hem te loven,
bezingt onze God, alle lof komt Hem toe.
De Heer bouwt de stad Jeruzalem op,
verzamelt Israël uit de verstrooiing. Refrein

Gebroken harten geneest Hij weer,
Hij heelt alle bloedende wonden.
Hij die het getal van de sterren kent
en elk van hen roept bij zijn naam: Refrein

Verheven is Hij, onze Heer, en almachtig,
zijn wijsheid is onbegrensd.
De Heer verheft de vernederden
maar zondaars werpt Hij ter aarde. Refrein

TWEEDE LEZING 1 Kor., 9, 16-19. 22-23

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte

Broeders en zusters, dat ik het evangelie predik is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij als ik het evangelie niet verkondig! Deed ik het uit eigen beweging dan had ik recht op loon; maar zo is het niet: het is een taak die mij is toevertrouwd. Wat is dan mijn verdienste? Dat ik het evangelie kosteloos verkondig en geen gebruik maak van het recht aan de prediking verbonden. Van allen onafhankelijk, heb ik mij de slaaf van allen gemaakt om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen. Met de zwakken ben ik zwak geworden om de zwakken te winnen. Alles ben ik voor allen om er tot elke prijs enkelen te redden. En ik doe alles voor het evangelie om er ook zelf deel aan te krijgen.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Mc., 1, 29-39

het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

In die tijd toen Jezus uit de synagoge kwam ging Hij met Jakobus en Johannes naar het huis van Simon en Andreas. De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed; zij spraken Hem aanstonds over haar. Hij ging naar haar toe, pakte ze bij de hand en deed haar opstaan; zij werd vrij van koorts en bediende hen. In de avond, na zonsondergang, bracht men allen die lijdend of bezeten waren bij Hem. Heel de stad stroomde voor de deur samen. Velen die aan allerhande ziekten leden genas Hij en Hij dreef tal van geesten uit, maar Hij liet niet toe dat de boze geesten spraken, omdat zij Hem kenden. Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar Hij bleef bidden. Simon en diens metgezellen kwamen Hem achterop en toen ze Hem gevonden hadden zeiden ze: “iedereen zoekt U.” Hij antwoordde hun: “Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen in de omtrek, opdat Ik ook daar ken prediken. “Daartoe immers ben Ik uitgegaan.” Hij trok door heel Galilea, predikte in hun synagogen en dreef de boze geesten uit.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Wij bidden met vertrouwen tot God onze Vader:

Bidden wij voor allen die als herders zijn geroepen
om het volk van God te leiden.
Dat zij in het voetspoor van de apostel Paulus
vol liefde, wijsheid, trouw en dienstbaarheid hun ambt vervullen.
Laat ons bidden…

Bidden wij voor onze parochiegemeenschap.
Dat wij, naar het voorbeeld van Jakobus en Johannes,
van Simon en Andreas, trouw mogen zijn
in het breken van het Brood en in het onderling dienstbetoon.
Laat ons bidden…

Bidden wij voor allen die ons dierbaar zijn.
Voor allen die het moeilijk hebben
en net als Job gebukt gaan onder het leven.
Wij bidden voor onze zieken, voor de eenzamen.
En wij bidden voor onze dierbare overledenen…

In stilte bidden we voor wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

Liefdevolle God, in Jezus Christus
hebt U ons Uw overgrote liefde getoond.
Geef dat wij steeds meer mens worden naar uw hart,
gelijkend op uw Zoon, levend vanuit uw Geest,
dat vragen wij U door diezelfde Christus onze Heer.


VIERDE ZONDAG DOOR HET JAAR 27 en 28 JANUARI 2024

EERSTE LEZING Deut., 18, 15-20

Uit het boek Deuteronomium

Mozes sprak tot het volk en zei: “Uit uw eigen broeders zal de Heer uw God een profeet doen opstaan zoals ik dat ben, naar wie gij moet luisteren. Gij hebt dat immers bij de Horeb op de dag van de samenkomst aan de Heer uw God gevraagd. Toen hebt gij gezegd: Laat mij de stem van de Heer mijn God niet meer horen en dat grote vuur niet meer zien, anders sterf ik. De Heer heeft mij toen gezegd: Zij hebben gelijk. Ik zal uit hun broeders een profeet doen opstaan zoals gij dat zijt. Ik zal hem mijn woorden in de mond leggen en hij zal hun alles zeggen wat Ik hem opdraag. En van hem die geen gehoor geeft aan de woorden die hij in mijn naam spreekt, zal Ik zelf rekenschap vragen. Is er een profeet die zich vermeet in mijn naam te spreken zonder dat Ik hem opdracht heb gegeven, of die spreekt in de naam van andere goden, dan moet hij sterven, die profeet.”
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 95

Refrein: Luistert heden naar zijn stem: “weest niet halsstarrig.”

Komt, Iaat ons de Heer met gejubel begroeten,
juichen wij toe de Rots van ons heil.
Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang,
Hem met liederen eren. Refrein

Komt, laat ons aanbiddend ter aarde vallen,
neerknielen voor Hem die ons schiep.
Hij is onze God en wij zijn volk,
Hij is de herder en wij zijn kudde. Refrein

Luistert heden dan naar zijn stem:
weest niet halsstarrig als eens in Meriba,
waar uw vaderen Mij wilden tarten
ofschoon zij mijn daden hadden gezien. Refrein

TWEEDE LEZING 1 Kor., 7, 32-35

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte

Broeders en zusters, ik zou willen dat gij zonder zorgen waart. Wie niet getrouwd is heeft zorg voor de zaak des Heren, hoe hij de Heer kan behagen. Maar de getrouwde heeft zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen, en zijn aandacht is verdeeld. De vrouw die geen man meer heeft en het ongehuwde meisje hebben zorg voor de dingen van de Heer, om heilig te zijn naar lichaam en geest. De getrouwde vrouw wijdt haar zorgen aan aardse dingen en zij wil haar man behagen. Dit alles zeg ik tot uw bestwil, niet om uw vrijheid aan banden te leggen; het gaat mij alleen om de eerbaarheid en om een onverdeelde toewijding aan de Heer.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Mc., 1, 21-28

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

In die tijd kwamen Jezus en zijn leerlingen in Kafarnaüm, en op de eerstvolgende sabbat ging Hij naar de synagoge waar Hij als leraar optrad.
De mensen waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, want Hij onderrichtte hen niet zoals de schriftgeleerden maar als iemand die gezag bezit. Er bevond zich in hun synagoge juist een man die in de macht was van een onreine geest en luid begon te schreeuwen: “Jezus van Nazaret, wat hebt Gij met ons te maken? Ge zijt gekomen om ons in het verderf te storten. Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods.” Jezus voegde hem toe: “Zwijg stil en ga uit hem weg.” De onreine geest schudde hem heen en weer, gaf nog een luide schreeuw en ging uit hem weg. Allen stonden zo verbaasd dat ze onder elkaar vroegen: “Wat betekent dat toch? Een nieuwe leer met gezag! Hij geeft bevel aan de onreine geesten en ze gehoorzamen Hem. Snel verspreidde zijn faam zich naar alle kanten over heel de streek van Galilea.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Heer God, uw Zoon is tot ons gekomen
met een nieuwe leer en een nieuw gezag.
Daarom durven wij al onze intenties uit te spreken:

Wij bidden voor de gemeenschap van de Kerk
en voor allen die zich inzetten voor onze parochie.
Om zegen over hen die onze geloofsgemeenschap dragen en opbouwen.
Laat ons bidden…

Wij bidden voor allen die het slachtoffer zijn geworden
van de onreine geesten van onze tijd.
Dat zij zicht mogen krijgen op een nieuw leven.
Bijzonder bidden wij voor allen
die omwille van geloof en godsdienst vervolgd worden.
Laat ons bidden…

Wij bidden voor allen die het vertrouwen dreigen te verliezen.
Dat zij hun hoop stellen op Jezus
die gekomen is om de wereld te redden en te genezen.
Wij bidden om hoop en uitzicht voor alle zoekende mensen.
Laat ons bidden…

Voor hen die ziek zijn.
Voor onze dierbare overledenen.
Vandaag bidden we met name voor…

In stilte bidden we voor wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

God, onze Vader,
uit ons eigen midden hebt Gij de beloofde profeet doen opstaan,
uw Zoon, naar wie wij moeten luisteren.
Laat ons met een dankbaar en vreugdevol hart
kracht putten uit zijn Woord van Leven.
Dat vragen wij U door Christus onze Heer.


DERDE ZONDAG DOOR HET JAAR 20 en 21 JANUARI 2024

EERSTE LEZING Jona. 3, 1-5+10

Uit de Profeet Jona

Het woord des Heren werd gericht tot Jona: “Begeef u op weg naar Ninivé, de grote stad, en verkondig haar de boodschap die Ik u zal ingeven.” En Jona begaf zich op weg naar Ninivé zoals de Heer hem bevolen had. Ninivé nu was een geweldig grote stad, wel drie dagreizen groot. En Jona begon de stad binnen te trekken, een dagreis ver en hij preekte als volgt: “Nog veertig dagen en Ninivé zal vergaan !” De mensen van Ninivé geloofden het woord van God; ze riepen een vasten af en van groot tot klein deden allen het boetekleed aan. En God zag wat ze deden en hoe ze zich van hun slecht gedrag bekeerden. En Hij kreeg spijt dat Hij hun met de ondergang gedreigd had en Hij voerde zijn dreiging niet uit.
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 25
Refrein: De wegen van God zijn goed en betrouwbaar.

Wijs mij uw wegen, Heer, leer mij uw paden kennen.
Leid mij volgens uw woord, want Gij zijt mijn God en Verlosser. ‘Refrein

Gedenk uw barmhartigheid, Heer, uw altijd geschonken ontferming.
Herinner u niet het kwaad van mijn jeugd, maar denk aan mij met erbarmen. Refrein

De Heer is goed en rechtschapen, daarom wijst Hij zondaars de weg.
Hij leidt de geringe langs eerzame paden,
Hij leert de eenvoudige wat hij moet doen. Refrein

TWEEDE LEZING 1 Kor. 7, 29-31

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte

Broeders en zusters, de tijd is kort geworden. Laten daarom zij die een vrouw hebben zijn als hadden zij ze niet; zij die wenen als weenden zij niet; zij die zich verheugden als waren zij niet verheugd zij die kopen als werden zij geen eigenaar. Kortom zij die met het aardse omgaan moeten er niet in opgaan want de wereld die wij zien gaat voorbij.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE Mc., 1, 14-20

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

Nadat Johannes de Doperwas gevangen genomen ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zei: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Toen Jezus eens langs het meer van Galilea liep zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: “Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.” Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder gaande zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners in de boot achter en volgden Hem.
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Laten ons samen bidden dat wij de Blijde Boodschap
van Christus met een gewillig hart aanvaarden.

Wij bidden voor de eenheid onder alle christenen;
om eenheid tussen allen die door het doopsel verbonden zijn.
Dat wij blijven werken aan eenheid, verzoening en respect
onder allen die de naam van christen dragen.
Laat ons bidden…

Voor alle mensenvissers van vandaag:
priesters, diakens, religieuzen en zovele toegewijde vrouwen en mannen.
Dat zij de moed hebben om hun leven
blijvend in dienst te stellen voor de eenheid in Kerk en wereld.
Laat ons bidden…

Voor hen die uit de boot vallen, achter het net vissen,
en weinig geluk kennen:
dat wij hen opvangen in een netwerk
van lieve mensenvissers.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken
en voor allen die om ons gebed hebben gevraagd.
We bidden ook voor onze dierbare overledenen,
vandaag met name voor…

In een moment van stilte bidden we voor onze eigen intenties
Laat ons bidden…

Heer, onze God,
in uw Zoon roept Gij elke mens op zich te bekeren
en te hechten aan wat blijft.
Wij vragen U: laat ons tot Hem gaan,
Hem volgen en meewerken aan de opbouw van uw Rijk.
Door Christus onze Heer.


TWEEDE ZONDAG DOOR HET JAAR 13 en 14 JANUARI 2024

EERSTE LEZING

Uit het eerste boek Samuel (1 Sam. 3, 3b-10.19)

De lamp van God was nog niet gedoofd en Samuel lag te slapen in het heiligdom van de Heer waar de ark van God stond. Toen riep de Heer: “Samuel!” Samuel antwoordde: “Hier ben ik.” Hij liep haastig naar Eli en zei “ Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Maar Eli antwoordde: “Ik heb niet geroepen; ga maar weer slapen.” Toen riep de Heer opnieuw: “Samuel!” Samuel stond op, ging naar Eli en zei: “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Eli antwoordde: “Ik heb niet geroepen, mijn jongen; ga maar weer slapen.” Samuel kende de Heer nog niet: een woord van de Heer was hem nog nooit geopenbaard. En weer riep de Heer Samuel; nu voor de derde maal. Samuel stond op, ging naar Eli en zei: “Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?” Toen begreep Eli dat het de Heer was die de jongen riep. En hij zei tot Samuel: “Ga slapen en mocht Hij je roepen dan moet je zeggen: Spreek, Heer, uw dienaar luistert.” Samuel ging dus weer op zijn gewone plaats slapen. Toen kwam de Heer bij hem staan en riep evenals de vorige malen: “Samuel, Samuel!” En Samuel antwoordde: “Spreek, uw dienaar luistert!” Samuel groeide op; de Heer was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.
Zo spreekt de Heer.

ANTWOORDPSALM uit psalm 40

Refrein: Ja, ik kom; om uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde.

Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt,
Hij heeft zich tot mij neergebogen, mijn geroep verhoord.
Hij legde in mijn mond een nieuw gezang, een lied voor onze God,
en velen zullen zien en vrezen en vertrouwen op de Heer. Refrein

Geschenk en offerande hebt Gij nooit verlangd,
maar wel hebt Gij mijn oren voor uw stem geopend.
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij;
dus zei ik: ja, ik kom, zoals van mij geschreven staat: Refrein

Uw wil te doen, mijn God, dat is mijn vreugde,
uw wet is in mijn hart gegrift.
In de bijeenkomst heb ik gerechtigheid gepredikt,
mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het. Refrein

Uw gunsten heb ik niet geheim gehouden,
noch uw getrouwheid, voor de mensen om mij heen.
Houd uw erbarmen, Heer, niet van mij weg,
Iaat uw genade en uw trouw mij steeds behoeden. Refrein

TWEEDE LEZING (1 Kor 6,13c-15a.17-20)

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte

Broeders en zusters, Het lichaam is er niet voor de ontucht maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam. God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood, Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht. Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? Maar wie zich met de Heer verenigt is met Hem een geest. Elke andere zonde die een mens bedrijft gaat buiten het lichaam om, maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam. Gij weet het: uw lichaam is een temper van de heilige Geest die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf. Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Eert dan God met uw lichaam.
Zo spreekt de Heer.

EVANGELIE (Joh., 1, 35-42)

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

In die tijd stond Johannes daar, met twee van zijn leerlingen. Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: “Zie het Lam Gods.” De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna. Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden vroeg Hij hun: “Wat verlangt gij ?” Ze zeiden tot Hem: “Rabbi – vertaald betekent dit: Meester waar houdt Gij U op?” Hij zei hun: “Gaat mee om het te zien.” Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield. Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan. De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon tot wie hij zei: “Wij hebben de Messias – dat vertaald betekent: de Gezalfde – gevonden,” en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: “Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas genoemd worden, dat betekent: Rots.”
Zo spreekt de Heer.

VOORBEDE

Leggen wij nu door Jezus Christus
onze beden voor aan de hemelse Vader:

Voor de Kerk,
dat zij ook in deze tijd mensen opwekt
tot een zinvol leven in Jezus’ voetspoor:
Laat ons bidden…

Voor allen die, zoals Samuël,
Gods woord niet verstaan of niet kennen.
Voor hen die niet kunnen geloven in vergevende liefde.
Dat Gods Geest hen inzicht en geloof mag schenken.
Laat ons bidden…

Voor alle christenen,
dat zij hun zekerheid niet zoeken in rijkdom en bezit,
maar, zoals Johannes de Doper, getuigen van de hoop die in hen leeft.
Laat ons bidden…

Voor hen die ziek zijn.
Voor onze dierbare overledenen.
Vandaag bidden we met name voor…

In stilte bidden we voor wat er leeft in ons eigen hart.
Laat ons bidden…

God, onze Vader,
Gij roept telkens weer mensen om te luisteren naar uw Woord
en uw Zoon te erkennen als het Lam van God
en met Hem mee te gaan en bij Hem te blijven.
Wij bidden U: laat ons zo van Hem getuigen
dat roepingen worden gewekt
en velen U dienen met heel hun leven.
Door Christus onze Heer.


Openbaring van de Heer – Driekoningen 6 en 7 januari 2024

Eerste lezing

Uit de Profeet Jesaja. 60. 1-6

Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de Zon gaat over u op en de glorie van de Heer begint over u te schijnen. Want zie: duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren maar over u gaat de Heer op en zijn glorie is boven u verschenen. Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad. Sla uw ogen op en zie om u heen: van overal stromen ze naar u toe, uw zonen komen van verre, uw dochters draagt men op de arm. Bij het zien hiervan zult gij met blijdschap worden vervuld en uw hart zal bonzen en wijd worden van vreugde. Want de schatten der zee gaan over in uw bezit, de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen. Een zee van kamelen bedekt u, jonge kamelen van Midjan en Efa. Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer.
Zo spreekt de Heer.

Antwoordpsalm Uit psalm 72

Refrein: Alle volken der aarde huldigen U, Heer.

Mijn God, verleen de koning uw wijsheid,
de koningszoon uw rechtvaardigheid.
Rechtvaardigheid zal in zijn dagen ontbloeien
en welvaart alom tot het einde der maanden. Refrein

Regeren zal hij van zee tot zee,
vanaf de Rivier tot de grens van de aarde.
Vorsten van Tarsis, van verre kusten, zenden geschenken,
Arabische heersers en Etiopen betalen hem cijns.
Hem huldigen alle vorsten der aarde
en alle volkeren dienen hem. Refrein

De arme die steun vraagt zal hij bevrijden,
de ongelukkige zonder hulp.
Hij zal zich ontfermen over misdeelden,
de zwakken schenkt hij weer levensmoed. Refrein

Tweede lezing Ef. 3,2 3a. 5-6

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze

Broeders en zusters, Gij hebt vernomen hoe zich de genade Gods heeft verwezenlijkt die mij met het oog op u gegeven is; door openbaring is mij de kennis van het geheim meegedeeld, zoals ik het reeds in het kort heb beschreven. Nooit is het onder vroegere geslachten aan de kinderen der mensen bekend gemaakt, zoals het nu door de Geest is geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: dat de heidenen in Christus Jezus mede-erfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte door middel van het evangelie.
Zo spreekt de Heer.

Evangelie Mt. 2,1-12

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.

Toen Jezus te Bethlehem in Juda geboren was ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen: “Waar is de pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.” Toen koning Herodes dit hoorde, werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor, waar Christus moest geboren worden. Zij antwoorden hem: “Te Bethlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de profeet: En gij, Bethlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.” Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. Daarop zond hij hen naar Bethlehem met de opdracht: “Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar dat Kind en wanneer gij het gevonden hebt, bericht het mij dan, opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.” Na de koning aanhoord te hebben vertrokken zij. En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit totdat zij boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan. Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde. Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neer vallend betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
Zo spreekt de Heer

Voorbede

God heeft zich in Christus geopenbaard
als het Licht van de volkeren.
Met Caspar, Melchior en Balthasar willen wij Hem onze hulde brengen
en bidden tot God.

Voor alle mensen die slachtoffer zijn van oorlogen of natuurrampen,
en voor hen die dit nieuwe jaar moeten beginnen zonder huis of haard.
Geef hen Heer de moed om door te gaan en
laat er genoeg mensen zijn die hen willen helpen in Uw Naam.
Laat ons bidden…

Voor de leiders van de volken:
Dat zij niet bedacht zijn op
eigen macht, eer of voordeel,
maar dat zij zich inzetten voor vrede en
een rechtvaardige wereld naar Gods bedoeling.
Laat ons bidden…

Voor onszelf hier bijeen:
Dat wij, met de Wijzen uit het Oosten,
onze gaven van geloof, hoop en liefde aanbieden
en zo de vrede van Christus aan de wereld tonen.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken
en voor allen die om ons gebed hebben gevraagd.
We bidden ook voor onze dierbare overledenen,
vandaag met name voor…

In een moment van stilte bidden we voor onze eigen intenties
hierna korte stilte. Dan afsluiten met
Laat ons bidden…

God, onze Vader,
Gij laat U vinden door allen die U oprecht zoeken.
Geef dat wij U steeds volgen als de ster van ons leven.
U zij lof en eer in eeuwigheid.


Nieuwjaarsdag 1 januari 2024
Maria, Moeder van God – Octaaf van Kerstmis

Eerste lezing Num., 6, 22-27

Uit het Boek Numeri

De Heer sprak tot Mozes: “Zeg aan Aäron en zijn zonen: Als gij de Israëlieten zegent, doe het dan met deze woorden: Moge de Heer u zegenen en u behoeden ! Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn! Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken! Als zij zo mijn naam over de Israëlieten uitspreken zal ik hen zegenen.”
Zo spreekt de Heer.

Antwoordpsalm uit psalm 67
Refrein: God, wees ons barmhartig en zegen ons.

God, wees ons barmhartig en zegen ons,
toon ons het licht van uw aanschijn;
Opdat men op aarde uw wegen mag kennen,
in alle landen uw heil. Refrein:

Laat alle naties van vreugde juichen
opdat Gij de volken rechtvaardig regeert
en alles op aarde bestuurt. Refrein:

Geef dat de volken U eren, o God, dat alle volken U eren.
God geve ons zo zijn zegen dat heel de aarde Hem vreest. Refrein:

Tweede lezing Gal., 4, 4-7

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten

Broeders en zusters, Toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God zijn eigen Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet om ons; slaven van de wet, vrij te maken zodat wij de rang kregen van zonen. En omdat ge zonen zijt heeft God de Geest van zijn Zoon, die “Abba, Vader!” roept in ons hart gezonden. Ge zijt dus niet langer slaaf maar zoon en als zoon ook erfgenaam en wel door toedoen van God.
Zo spreekt de Heer.

Evangelie Lc., 2, 16-21

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas

In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag. Toen ze dit gezien hadden maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was. Allen die het hoorden stonden verwonderd over hetgeen de herders hun verhaalden. Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf. De herders keerden terug terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was. Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden, ontving het de naam Jezus, zoals het door de engel was genoemd voordat het in de moederschoot werd ontvangen.
Zo spreekt de Heer.

Voorbede

Bidden wij aan het begin van het nieuwe jaar tot God onze Vader.

Voor de gemeenschap van de Kerk:
Dat God ons blijft beschermen en bewaren
en ons doet groeien in geloof, hoop en liefde.
Laat ons bidden…

Voor onze gezinnen:
Dat God, die de vreugde van het moederschap
aan Maria heeft geschonken, alle ouders vervult
met blijdschap om hun kinderen.
Laat ons bidden…

Voor onszelf hier bijeen op de eerste dag van het nieuwe jaar:
Dat God ons overvloedig mag zegenen,
opdat wij vruchten mogen voortbrengen van heiligheid,
gerechtigheid en vrede.
Laat ons bidden…

Voor onze zieken
en voor allen die om ons gebed hebben gevraagd.
We bidden ook voor onze dierbare overledenen,
vandaag met name voor…

In een moment van stilte bidden we voor onze eigen intenties
hierna korte stilte. Dan afsluiten met
Laat ons bidden…

God, die de oorsprong zijt van al wat geschapen is,
U wijden wij het begin van dit nieuwe jaar toe,
en wij vragen U op voorspraak van Maria:
geef dat wij in alles wat wij doen, uw Zoon mogen vinden,
zijn woorden in ons hart bewaren en bij onszelf overwegen,
en eens als erfgenamen mogen delen
in de rijkdom van uw eeuwige vrede.
Door Christus onze Heer.